Hannie Schaftlezing door Mpho Tutu van Furth – zondag, 27 november 2022
De lezing is hier ook terug te lezen
Waarom? (en andere vragen die we altijd moeten blijven stellen)
Uitgesproken op 27 november 2022 tijdens de Nationale Hannie Schaft Herdenking
Al mijn kleinkinderen zitten in een fase. Mijn kleindochter Ali’yah (Ali) is twee en test haar nieuwe favoriete woord ‘nee’. Het is niet altijd zo dat ze het aangebodene niet wil of dat ze het gevraagde niet wil doen. Ze heeft gewoon ontdekt dat ze met haar mond de macht heeft om haar wereld te veranderen. ‘Nee’ is een krachtig instrument in de handen van een tweejarige, die niet veel beslissingsbevoegdheid heeft over haar kleine leven.
Haar broer Azania (Azu) is ouder. Hij is de fase van het automatische ‘nee’ voorbij en gebruikt een ander woord. Zijn woord is ‘waarom?’ Soms is het woord een uitdaging: ‘Waarom moet ik doen wat ik niet wil doen?’ Bijvoorbeeld: ‘Waarom moet ik nu mijn speelgoed opruimen?’ ‘Waarom moet ik om acht uur naar bed?’ (Het is nog licht buiten en ik kan geen klokkijken dus jouw 8 uur heeft voor mij geen betekenis.) Of: ‘Waarom mag ik nu niet de rest van de bosbessen?’ Maar vaak is zijn ‘waarom?’ geen uitdaging, maar een uiting van nieuwsgierigheid. Zoals op een dag op het strand, wanneer hij vraagt: ‘Waarom blijven de golven terugkomen en dan weer weglopen?’ Of: ‘Waarom maakt de citroenboom bij Koko’s huis bloemen?’
Mijn kleinkinderen hebben geluk. Hun moeder neemt hen serieus. Ze luistert naar het ‘nee’ van haar dochter en dwingt Ali niet tot een knuffel als haar kind dat niet wil. Ze schreeuwt niet als Ali weigert om zich aan te kleden voor school. ‘OK lieverd,’ zegt ze tegen haar kind. ‘Dus wat is je plan?’ Ze komen tot een compromis: een high five in plaats van een knuffel, een door Ali goedgekeurde outfit voor school. Mijn dochter volgt haar zoon in het ‘waarom’-labyrint totdat het ‘omdat’ op is. Maar in plaats van dat ‘ik weet het niet’ de muur is die hun vooruitgang tegenhoudt, laat Azania’s moeder het een deur worden naar een hele nieuwe wereld die ze samen kunnen ontdekken.
‘Kennis is macht’, is het gezegde. We hebben geleerd om de kracht van onze kennis te gebruiken als wapen om onze macht over anderen uit te oefenen. En omdat kennis macht is, moet gebrek aan kennis zwakte zijn. Dus verbergen we wat we niet weten, uit angst dat anderen de macht van hun kennis zullen gebruiken om ons te onderdrukken.
Wat zou er gebeuren als we, in plaats van dat we het ‘nee’ van de tweejarige en het ‘waarom’ van de vierjarige ontgroeien, ons er juist aan zouden vastklampen? Dan zouden ‘nee’ en ‘waarom’ kompassen zijn om ons te helpen navigeren in een complexe en onzekere wereld. En ‘ik weet het niet’ zou niet de witte vlag van overgave zijn, die we hijsen voor een nietsontziende vijand. ‘Ik weet het niet’ zou daarentegen een deur van mogelijkheden zijn, waar we samen doorheen kunnen lopen naar het land van rechtvaardigheid en solidariteit.
Deze lezing heeft me uitgedaagd. Ik heb geworsteld met mijn overtuigingen en mijn oordelen. Ik ben naar deze lezing gekomen met wat ik heb meegemaakt en wat ik heb geleerd van de wereldgeschiedenis. En ik ben gekomen met de vragen die me nog steeds me zorgen baren. Ik ben opgegroeid in een andere tijd, in een ander land en in een andere realiteit dan Hannie Schaft. De mensen die ons onderdrukten waren geen nazi-bezetters, maar afstammelingen van de Nederlanders en de Engelse kolonisten. Zij waren ons grondgebied binnengevallen, hadden ons land gestolen en onze waardigheid vertrapt.
Toen ik tegen de twintig liep, nam ik deel de herdenkingen van de opstanden in Soweto. De opstand en de herdenking die ik bijwoonde vonden plaats in het gesegregeerde township Soweto. Soweto was een uitgestrekt zwart getto aan de rand van het witte Johannesburg. De toenmalige apartheidsregering had haar lessen geleerd van de nazi’s en een gebied ingericht waarin de zwarte mensen die zij nodig had (als economische hulpbron), maar voor wie ze bang was (als onderdrukte meerderheid) in toom konden worden gehouden. In 1976 besloot de minister die verantwoordelijk was voor het Bantoe-onderwijs (het inferieure onderwijs voor zwarte Zuid-Afrikanen) dat Afrikaans op alle scholen voor zwarte kinderen de onderwijstaal moest worden.
Het Afrikaans werd door zwarte mensen gezien als de taal van de onderdrukker. Het besluit van de minister was de zoveelste onnodige uiting van witte macht. In juni organiseerden zwarte middelbare scholieren een vreedzame mars om een petitie aan te bieden tegen de nieuwe regel. Ze werden geconfronteerd met het brute geweld van de staat. Veel kinderen werden gedood, nog veel meer werden gevangengenomen of vluchtten in ballingschap. In de jaren daarna herdachten we die mars elke 16e juni met kerkdiensten. De regering verbood bijeenkomsten, marsen en andere openbare herdenkingsbijeenkomsten, dus kwamen we in plaats daarvan samen om te bidden.
De herdenking die ik dat jaar met mijn vader en zussen bijwoonde, werd gehouden in Regina Mundi, de rooms-katholieke kathedraal in Soweto. Mijn vader was een van de voorgangers. Hij had zijn auto op het kerkplein geparkeerd. Na de dienst stroomden de mensen de kerk uit en gingen op weg naar huis. We werden opgewacht door de oproerpolitie. De sfeer werd gewelddadig en chaotisch. Mijn vader probeerde op straat te bemiddelen tussen de politie en de jongeren, toen een aantal agenten van de oproerpolitie het kerkplein op stormde. Een van mijn zussen en ik wisten in de auto van mijn vader te kruipen. We werden al snel overspoeld door andere mensen die vluchtten voor de politie, die met zwepen om zich heen sloeg.
De auto werd een soort clownsauto, waar de angstige passagiers met moeite inpasten. Mijn gezicht werd tegen de voorruit gedrukt. Ik keek woedend en hulpeloos toe hoe de politie mijn zus, haar Afro-Amerikaanse verloofde en de priester met zwepen afranselde. Toen de politie zich terugtrok, tuimelden we uit de auto. Mijn oudste zus was woest en zei: ‘Als ik een pistool had gehad, dan had ik ze neergeschoten.’ Ik kon dat sentiment heel goed begrijpen. Maar op mijn woede volgden meteen de vragen: waarom zou ik hem neerschieten? Wat zou dat oplossen? Hoe zou de situatie daardoor beter worden? Hoe zou nog een dode onze zaak ten goede komen?
En hoe ver zouden de bittere gevolgen reiken? Dat zou gaan van de politieman tot zijn kinderen, zijn vrouw, zijn vrienden en zijn familie… ‘Nee!’ hoorde ik een stem in mijn hoofd roepen. ‘Er moet een andere manier zijn.’ Een ander aspect van mijn activisme werd die dag geboren. Mijn anti-apartheidswerk bestond uit preken, lesgeven, lezingen houden en demonstreren. Beurzen voor vluchtelingen uit Zuid-Afrika en Namibië waren ook mijn antwoord op het onrecht van de apartheid. Ik vond het belangrijk om duidelijk te zijn over het onrecht waartegen ik mij verzet. En ik vond en vind het even belangrijk om me een rechtvaardige wereld voor te stellen, een wereld waarin ik wil leven. Ik weet waarvoor ik vlucht. Ik moet weten waar ik naartoe vlucht. Ik moet ook weten welke wegen ik bereid ben te nemen.
Ik oordeel niet over Hannie. Ze was een jonge vrouw in een oorlog, die de beste beslissing nam die ze dacht te kunnen nemen in de gegeven omstandigheden.
Ik oordeel wel over de politici en mediamensen die een cynisch moraalspel maken van oorlogen die zij niet hebben geprobeerd te voorkomen. En ik oordeel over ons, wereldburgers die zo gemakkelijk afstand doen van de plicht van de burger om ‘nee’ te zeggen en ‘waarom?’ te vragen.
Waarom tellen we iedere dode in Oekraïne, terwijl de doden in Irak, Jemen en Afghanistan slechts ‘nevenschade’ waren?
Waarom geven Europa en de VS meer dan 93 miljard euro uit aan een oorlog waarvan we al hebben toegegeven dat die pas aan de onderhandelingstafel zal eindigen? En dat terwijl ze weigeren de klimaatcrisis aan te pakken die de volgende oorlogen zal aanwakkeren? (Toegegeven, deze landen hebben 2,4 miljard euro per jaar toegezegd om de gevolgen van de klimaatverandering in arme landen aan te pakken).
Waarom beweren we dat we vrede willen en doen we geen van de dingen die voor vrede zorgen?
Een tweejarige zou zeggen: ‘Nee!’
Een vierjarige zou vragen: ‘Waarom’?
In plaats daarvan lijken we een kritiekloze eenjarige, en slikken we de bittere pillen van door oorlog aangewakkerde inflatie en het vooruitzicht van een wereldwijde hongersnood. Per slot van rekening wordt dit alles in het Westen bedekt met een suikerlaagje van overheidssubsidies, om zo de smerige smaak te maskeren. Natuurlijk zijn oorlog, vrede, invasie en bezetting geen eenvoudige zaken. We zouden nieuwsgierige volwassenen kunnen zijn die toegeven dat ze het antwoord niet weten — maar laten we samen de weg uit dit moeras ontdekken.
Misschien geloven we te snel in onze eigen verhalen over goed en kwaad. Wij weten zeker dat we aan de goede kant staan, en zij niet.
Hannie dacht geloof ik goed na over de gemaakte keuzes. Ze besloot dat ze de vaders kon vermoorden. Ze besloot dat ze de kinderen niet kon ontvoeren. Anderen zoals Etty Hillesum durfden ook vragen te stellen en na te denken. Zij schreef vanuit het doorgangskamp Westerbork: ‘Ik weet dat degenen die haten daar goede redenen voor hebben. Maar waarom moeten we altijd de goedkoopste en gemakkelijkste weg kiezen? Het is mij hier op indringende wijze duidelijk geworden hoe elk haat-atoom dat aan de wereld wordt toegevoegd, haar nog onherbergzamer maakt.’ (Etty Hillesum, Het verstoorde leven. Dagboek van Etty Hillesum, 1941-1943; en Twee brieven uit Westerbork). Ze dacht erover na en vergrootte de definitie van wat deel moet uit gaan maken van een groter wij.
Ik ben hier niet om over Hannie of Etty te oordelen. Ik vraag van ons niet om te worden zoals zij. Ik ben hier om te benadrukken dat zij tenminste over dingen hebben nagedacht en naar hun conclusies hebben gehandeld. Maar zijn wij überhaupt al begonnen na te denken over waar en hoe we leven? Durven we ‘nee’ te zeggen tegen het teisteren van de planeet met oorlog, klimaatverandering of onrechtvaardigheid? Durven we ons af te vragen waarom nog ongeboren generaties zullen moeten leven met de gevolgen van ons handelen in de wereld die wij achterlaten? We hoeven niet alle antwoorden te hebben. We kunnen toegeven: ‘Ik weet het niet. Laten we samen oplossingen zoeken.’