Op het einde van de Tweede Wereldoorlog schoten de nazi’s Hannie Schaft dood. Ze hadden lang gezocht naar dit ‘meisje met het rode haar’ dat actief was in het verzet.
Ze was de enige vrouw die na de oorlog werd herbegraven op de erebegraafplaats in Bloemendaal. Er verschenen boeken en een film over haar leven. Nog elk jaar wordt ze herdacht.
Op deze pagina lees je meer over het leven van Hannie Schaft.
Op 16 september 1920 werd Jannetje Johanna Schaft geboren in Haarlem.
Haar roepnaam was Jopie of Jo.
Tekening die Jopie Schaft maakte op de kleuterschool
De ouders van Jo waren socialistisch (‘links’). Aan tafel spraken ze vaak over het nieuws in de krant of op de radio.
Toen Jo zeven jaar was, stierf haar oudere zus Annie aan difterie, een besmettelijke ziekte waar toen nog geen inenting tegen bestond. Veel kinderen stierven eraan. Toen hadden haar ouders alleen Jo nog en waren ze altijd bang dat ze haar ook zouden verliezen. Zelfs als het warm weer was, moest Jo een vest aan, anders zou ze misschien kouvatten. En altijd werd ze gewaarschuwd om goed uit te kijken op straat.
Jo ging naar de Tetterodeschool, in de buurt waar ze woonde, vlakbij het Kleverpark in Haarlem. Ze kon goed leren en hield veel van lezen. Ze was verlegen en had geen vriendjes of vriendinnetjes. Volgens haar nichtje werd ze gepest met haar rode haar en sproetjes.
Na de lagere school ging ze naar de HBS (net zoiets als nu het vwo). Ook daar had ze geen vrienden. Ze deed niet mee aan schoolfeestjes of andere activiteiten. Ze was stil, altijd bezig met leren. Jo wilde graag het hoogste cijfer van de klas halen. Meestal lukte haar dat wel.
In 1933 kwam Hitler aan de macht. Hij veranderde Duitsland in een dictatuur, hijzelf was de Führer (leider). Wie het niet met hem eens was, werd opgesloten. Hitler en zijn aanhangers (nazi’s) haatten Joden, zigeuners, gehandicapten en homo’s.
De familie van Jo Schaft maakte zich grote zorgen. Helemaal toen in Nederland de NSB veel stemmen kreeg. Die partij had net zulke ideeën had als Hitlers partij, de NSDAP.
In 1938 ging Jo Internationaal Recht studeren in Amsterdam. Ze droomde ervan om later in Genève te werken aan de wereldvrede. Nu maakte ze wel vrienden en ging ze ook naar feesten. Ze raakt bevriend met Philine Polak en Sonja Frenk, twee Joodse studentes.
Hannie Schaft
In oktober 1940 moest iedereen die in dienst van de overheid werkte een handtekening zetten onder een verklaring dat hij of zij geen Jood was. Dit was de Ariërverklaring. Een maand later werden alle Joden ontslagen. Ook verschillende professoren verdwenen van de universiteit.
In februari 1941 was er een grote staking. Dit was een protest omdat er vierhonderd Amsterdamse Joden waren opgepakt. Treinen en bussen reden niet meer, bedrijven lagen stil. Deze Februaristaking was het eerste duidelijke signaal dat veel mensen boos waren over de Jodenvervolging.
In de lente van 1942 moesten alle Joden een ster op hun kleding dragen. Ze mochten niet meer fietsen of met bus, tram of trein reizen. En ’s avonds en ’s nachts mochten ze niet buiten zijn. Jo stal in de kleedkamer van het zwembad twee persoonsbewijzen (een soort ID-kaarten). Die liet ze vervalsen voor haar Joodse vriendinnen Sonja en Philine. Kort daarna waren er razzia’s waarbij alle Joden werden opgepakt. Jo hielp haar vriendinnen nog net op tijd aan onderduikadressen.
Jo wilde zich veel meer nuttig maken in het verzet. In de zomer van 1943 sloot ze zich aan bij de Raad van Verzet, een Haarlemse verzetsgroep. Ze werd koerier: ze vervoerde illegale krantjes en wapens, bracht berichten over tussen verschillende verzetsgroepen en bracht onderduikers naar onderduikadressen. Ook verzamelde ze inlichtingen over de Duitse verdedigingswerken om die door te geven aan Engeland.
Jo deed steeds meer mee aan acties van het verzet. Daardoor werd het gevaar groter dat ze werd herkend. Daarom verfde ze haar rode haar zwart en zette ze een brilletje op. Voortaan heette ze Hannie. Ze sliep op verschillende onderduikadressen. Met haar ouders had ze heel weinig contact, anders zou ze hen in problemen brengen. Op een dag werden haar ouders toch opgepakt. De nazi’s hoopten dat Hannie zichzelf dan zou aangeven. Dat had ze bijna gedaan. Maar vrienden overtuigden haar dat de nazi’s haar ouders ook niet zouden laten gaan als Hannie zichzelf aangaf. Na een paar weken werden haar ouders weer vrijgelaten.
Hannie kreeg schietles. Samen met andere leden van de groep pleegde ze aanslagen op zeker acht Nederlanders die samenwerkten met de bezetters. Dit waren politiemensen, NSB’ers of verklikkers die veel verzetsmensen en Joden verraadden. Zoiets deden ze natuurlijk niet zomaar. Het was de enige manier om te voorkomen dat tientallen, misschien wel honderden mensen werden verraden en gedood door de bezetters.
Als besloten was dat iemand gedood moest worden, bespioneerden ze diegene dagenlang totdat ze een geschikt moment en een goede plaats hadden bepaald voor de aanslag. Dan gingen er twee verzetsmensen op af. Een van hen schoot en fietste zo snel mogelijk weg. De ander schoot nog een aantal keer. Bij een van die aanslagen werd Jan Bonekamp dodelijk getroffen. Hij was een goede vriend van Hannie. Na Jans dood zat ze lang erg in de put.
Hannie werkte vaak samen met de zussen Freddy en Truus Oversteegen. In de kerstnacht van 1944 haalden ze in opdracht van het verzet in Velsen vijf kisten munitie weg bij een duikbootbasis in IJmuiden. Op hun handen en knieën kropen ze een heel eind over het veld naar de basis, terwijl daar elke minuut een schijnwerper over scheerde. En daarna weer op dezelfde manier terug met de zware kisten op hun rug.
Lang niet alle aanslagen lukten. Begin 1945 probeerden ze een spoorbrug op te blazen om het vervoer van materieel naar Duitsland tegen te gaan. Die aanslag mislukte. Een aanslag op een munitietrein lukte wel. Een paar weken lang was daardoor het verkeer over die spoorlijn onmogelijk.
Op 21 maart 1945 – anderhalve maand voor het einde van de oorlog – werd Hannie gearresteerd bij een controlepost. De soldaten hadden illegale kranten in haar fietstas gevonden. Daarna vonden ze ook nog een pistool in haar handtas. Onderweg naar de gevangenis in Amsterdam herkende iemand haar als Hannie Schaft, het ‘rothaarige Mädel’ (het meisje met het rode haar). Ze waren al heel lang naar haar op zoek, want er waren veel aanslagen geweest waarbij getuigen een ‘meisje met rood haar’ snel hadden zien wegfietsen.
Hannie Schaft, kort voor de executie
Hannie werd in haar eentje in een cel gezet, ver van de andere gevangenen. Ruim drie weken lang werd ze dag en nacht verhoord, zodat ze amper kon slapen. Net als veel ‘verdachten’ kreeg ze middeltjes toegediend die haar aan het praten moesten krijgen. Veel heeft ze niet losgelaten. Na een tijdje gaf ze een aantal aanslagen toe.
Op 17 april 1945 – achttien dagen voor de bevrijding – werd Hannie Schaft naar de duinen tussen Haarlem en Bloemendaal gebracht en daar doodgeschoten. Ze was nog maar 24 jaar.
Na de oorlog vond men daar in de duinen massagraven van honderden verzetsstrijders die daar waren gefusilleerd. 371 mannen en Hannie Schaft, als enige vrouw, werden herbegraven op de Eerebegraafplaats Bloemendaal.
Truus Menger-Oversteegen: Toen niet Nu niet Nooit.
Hoe voel je je wanneer je met je fiets aan de hand staat te wachten tot je de S.S.-officier ziet die je moet doodschieten? Of wanneer je opdracht krijgt een groep joodse kinderen in veiligheid te brengen, maar dat mislukt?
Hannie Schaft werkte in het verzet vaak samen met de zusjes Truus en Freddie Oversteegen. Zij waren 16 en 14 toen ze bij het verzet kwamen. Truus Oversteegen heeft later haar herinneringen aan de oorlog en het verzet opgeschreven. Zoals ze het vertelt, lijkt het of het nog maar gisteren was.
Dit boek is geschikt voor lezers vanaf ongeveer 14 jaar. Het is te koop in de webwinkel: