Voorafgaande aan de geboorte van ons eerste kind, werd de vraag welke naam we ons kind zouden geven een prangende. Ik had de keuze voor de voornaam al maanden voor me uitgeschoven. Het kiezen van de naam was als het bedenken van een titel voor een roman die je nog niet geschreven hebt. Het is dat de uitgever iets moet hebben om te presenteren in de voorjaarscatalogus, anders niet. In dit geval was de uitgever mijn vrouw.
Heel wat namen kwamen voorbij zonder dat ik er ook maar eentje voor me uitsprong. Allengs begon ik de volledige verantwoordelijkheid voor het kiezen van de naam naar mijn vrouw te schuiven. Maar daar had zij helemaal geen zin in. We waren een nestje aan het bouwen, de naam moest een groepsproject zijn. Alleen leed mijn vrouw in de eerste maanden zo onder de zwangerschapshormonen dat er geen ruimte was voor naamverkenning.
Twee maanden voor de bevalling knapte mijn vrouw op en konden er plannen voor de nabije toekomst worden gemaakt. De tijd om ons over de naam te buigen was gekomen. Ook zij vond het tijd om spijkers met koppen te slaan en ze liet horen welke namen zij op het oog had.
Ik had ondertussen, stiekem omdat ik het niet kon laten, een lijst gemaakt – de namen werden opgeschreven, in een mandje gelegd en een voor een trokken we er een naam uit. Vele namen gingen over de tong. De naam werd langzaam uitgesproken, dan weer snel. Liefkozend dan weer streng. Als gewetensvolle taxateurs namen we het rijke scala aan namen door. En met elke naam kwam de geschiedenis van de naam ter sprake.
Hoe zou deze naam in de familie liggen? Wat was de herkomst van de naam? Paste deze naam wel in het ensemble van namen die het waren voorgegaan. Had deze naam eeuwigheidswaarde? En gaandeweg de namencarrousel raakte ik ervan overtuigd dat de keuze van de naam het lot van onze dochter in hoge mate zou bepalen. Sommige namen verwierp ik categorisch omdat ze onze dochter maar onnodig zouden belasten. Het eufemisme ervoor was: “Deze naam reist niet lekker.”
Wat ik voor me zag was de douane van de Verenigde Staten waar mijn dochter dan na haar paspoort overhandigd te hebben, veel langer dan strikt noodzakelijk werd onderworpen aan een controle omdat ze nou net die ene naam droeg die niet lekker ligt.
Waar het op neerkwam was dat ik naarstig op zoek was naar een naam die haar niet tot schietschijf van racisme, uitsluiting, islamofobie en discriminatie zou maken. Een naam die haar een leven lang vrij zou maken.
“Dit vind ik een mooie naam,” zei mijn vrouw. Ik reageerde verkrampt. Ze zag het. “Ben je ziek?”
“Het is de naam. Geen goede naam.”
“Waarom niet?” Ik haalde mijn schouders op.
“De naam is moeilijk uit te spreken, ze staat al met 1-0 achter als ze gaat solliciteren. Zien ze deze naam dan ligt haar dossier meteen op die andere stapel.”
“Welke stapel,” vroeg mijn vrouw.
“De stapel van de moeilijke namen.” Ik wees naar mezelf. “Onuitspreekbaar. Vaak afgekort. Eenmaal op die stapel kom je er nooit meer af.”
“Je overdrijft,” zei mijn vrouw.
“We leven in een gepolariseerde tijd,” zei ik, “wat je draagt, hoe je eruitziet, het draagt allemaal bij aan identiteitsvorming. Hoe je heet bepaalt wat mensen van je denken.”
“Maar dat is toch altijd zo geweest,” zei mijn vrouw.
“Omen est nomen,’ zeiden de Romeinen. Mijn vrouw verbeterde me:
“Het is nomen est omen, je naam is je lot.”
“De Turken zeggen: De naam is het paard waar je op rijdt.”.
Mijn vrouw pluisde verder in het mandje met opgeschreven namen, keek me aan elke keer als ik afwijzend reageerde en zei toen. “De naam kies je met het hart, niet met het hoofd. Vergeet de douane.”
Ik zei tegen haar: “Mijn adagium is: U vergeet de douane, maar de douane vergeet U niet.”
Ik scrolde op mijn telefoon en liet haar het resultaat van onderzoek zien dat erop wees dat mensen met buitenlandse naam minder snel voor een sollicitatiegesprek worden gevraagd. “Je belt iemand op, je noemt je naam, op dat moment vormt zich een beeld in het hoofd van de persoon. En daar kom je echt niet meer vanaf. Kijk, aan onze achternaam kunnen we niks doen. Op de voornaam hebben we wel invloed.” Ik zag dat mijn vrouw geen zin had in een strategische naamplanning.
“Wat ik moeilijk te begrijpen vond,” vertelde ik mijn vrouw, “was dat ouders na de aanslagen van 9/11 kinderen Osama noemden, of Jihad. Waarom zou je barrières opwerpen voor je kind?”
“Oké,” zei mijn vrouw, “dan noemen we haar Sjoukje, jij je zin.”
“Dat hoeft nou ook weer niet,” zei ik, “ik heb niks tegen Sjoukje. We kunnen ertussenin gaan zitten. Tussen Jihad en Sjoukje. Wat vind je daarvan?” Mijn vrouw vond er niks van. Ze was moe. Ze greep naar haar buik. Ze keek me aan:
“Is het geven van een naam ongeacht wat de buitenwacht ervan vindt niet gewoon een teken van liefde. En trots. En is dat niet wat we onze kinderen willen meegeven, liefde en trots. Is dat niet wat uiteindelijk afstraalt op de naam. En zou het daar niet altijd over moeten gaan.”
“Liefde en trots, zeker, maar later in het leven ook pesterijen, uitsluiting en discriminatie.” Mijn vrouw liet de namen terugvallen in het bakje; ze was er klaar mee.
“Ik ga slapen,” zei ze.
We hadden de volgende ochtend een afspraak staan bij de geboortekliniek ze zouden vast gaan vragen of we al aan een naam geboorte hadden gegeven.
“Je wilt dus een politiek-correcte naam,” zei mijn vrouw.
“Ik weet niet of het politiek-correct is,” zei ik, “Ook ik wil liefde. Liefde voor mijn kind. En voor mij betekent liefde bescherming. Bescherming tegen het boze. De naam kan een talisman zijn. Als ik niet alles kan doen om mijn kind te beschermen dan ben ik geen goede vader. Wat anderen ook zeggen.”
“Maar,” zei mijn vrouw, en ze kreeg een bepaalde glans in haar ogen wat betekende dat ze iets had gevonden om te zeggen dat mij zou raken op een plek waar ik het liever niet wilde, “zeg je daar dan niet mee dat je verloren hebt? Dat alles wat mensen voor jou hebben gedaan om mogelijk te maken dat iedereen ongeacht zijn geschiedenis, wat zijn voorouders wel of niet hebben gedaan, wat er in de wereld speelt, recht hebben op elke naam die ze maar willen.”
Ons kind werd geboren. En we noemden haar Amber. Een naam die zowel in Marokko als Nederland goed ligt. Maar je kan niet ontkomen aan de naam. In Marokko vertelde een vriendin dat Amber, dat musk betekent, vroeger door slavenhouders aan hun tot slaafgemaakten werd gegeven.
Is nomen echt omen? In deze samenleving waarin we steeds meer waardering en respect uit brengen voor individuele prestaties kan een verkeerd uitgesproken naam alles platslaan.
Afgelopen voorjaar las ik een artikel over mensen die pijn ervaren wanneer hun naam verkeerd wordt uitgesproken. Ilgin Umut is zo iemand – ik hoop dat ik haar naam goed uitspreek. Ze laat optekenen:
“Tijdens mijn schooltijd maakte ik mijn naam vaak ‘makkelijker’ voor de ander.” Van dat makkelijker maken van de naam heeft ze spijt gekregen.
”Ik doe mijn best om namen goed uit te spreken en te onthouden, waarom kan ik het wel en de ander niet?”
Op de sociale media wordt deze pijn belachelijk gemaakt. Het zou het zoveelste voorbeeld zijn van een millennial-generatie die zich aanstelt. Ik erger me aan de kritiek. Ik kan de pijn van de verkeerd uitgesproken voornaam inmiddels niet los zien van de kindertoeslagaffaire toen duizenden Nederlanders op basis van hun naam op de verkeerde stapel terechtkwamen met verschrikkelijke consequenties voor hun leven.
Onze dochter werd in 2016 geboren. In 2017 kwam aan het licht dat er bij de Belastingdienst gericht werd gezocht naar buitenlandse namen om fraude onder ouders die kindertoeslag ontvingen op te sporen. In 2019 kwam dit tot het volle licht. Het derde kabinet Rutte viel over de verkeerde aanname van de naam.
Ik kijk naar Twitter en ik zie dat vrouwen op meer agressie kunnen rekenen dan mannen. Een assertieve vrouw is een heks. Jongeren met een niet-Westerse naam maken veertig procent minder kans dan hun Westerse naamgenoten om voor een sollicitatiegesprek te worden uitgenodigd, wijst wetenschappelijk onderzoek uit.
Het is om die reden dat Rabin Baldewsingh, Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme, voorstelt om anoniem solliciteren in te voeren, de sollicitatiecommissie weet niet of de sollicitant Ahmed of Mark heet. Ook het bewierookte Artificiële Intelligentie, ChatGPT, doet aan naamdiscriminatie. De Harvard Wetenschapper Latanya Sweeney vertelde hoe zoekmachine, gevoed door AI, met advertenties kwam die haar konden helpen om haar niet-bestaande gevangenis-gegevens te verwijderen. Een duidelijk teken dat de computer haar zwarte voornaam zag als indicator van een criminele geschiedenis. “The day her computer was racist,” zo noemde haar zoon het.
Sowieso spreekt de spraakcomputer van Google mijn naam verkeerd uit. Abdelkader, de klemtoon zat gevoelsmatig altijd verkeerd.
“Maar is er überhaupt iemand die jouw voornaam wel goed uitspreekt,” vroeg mijn vrouw.
Maar het is wel erg wanneer je naam wordt gebruikt om verdenkingen op je te laden. Wanneer je een podium geboden krijgt om een lezing te geven, waarna je aangevallen wordt, en je je besluit terug te trekken ontdekte ik dat mijn voornaam geen reden was van de woede, maar de woede wel voedde. Associaties met terreur en haat buitelen over elkaar heen. Op dat moment biedt de naam geen bescherming.
Mijn moeder noemde me qadda – waarmee ze de naam verkleinde. Alleen mijn moeder kan deze naam zo uitspreken. En niemand anders.
In België zeggen ze Abdel-kader, met de klemtoon op Abdel. En hier zit er die lange uithaal in, Abdelkaaader. In Marokko zeggen ze AbdelQader, zoals de naam uitgesproken wordt, met de harde Qaf. En in het Midden-Oosten spreekt niemand die harde Q uit, maar is stil, als een naamloos kind.
Ik vind het niet erg dat mijn naam verkeerd uitgesproken wordt, omdat de perfecte uitspraak niet bestaat. Wel mogen we ons er bewust van zijn dat wanneer we een moeilijk liggende naam recht doen dit door de ontvanger zeer wordt gewaardeerd. Er zit erkenning in besloten.
Ilgin Ulmut vertelt dat ze heel bewust namen goed probeert uit te spreken, als teken van respect. Ik probeer dat ook te doen, zo goed en zo kwaad als het kan, en wanneer iemand mijn naam verkeerd uitspreekt dan maak ik daar geen big deal van, maar wanneer iemand mijn naam wel goed uitspreekt dan is dat gek genoeg, ook meteen een onvergetelijk moment.
Lang geleden was ik uitgenodigd voor een talkshow. De andere gasten waren het beroemde clownsduo Bassie en Adriaan. Toen Bassie, die met de rode neus en gele haar, de studio binnenliep me een hand gaf zei hij: “Dag Abdelkader.” Hij sprak mijn naam uit zoals mijn naam uitgesproken moest worden en deed dat op zo’n vanzelfsprekende manier dat ik ervan schrok. Het ontroert me nog steeds.
Door de naam te respecteren verdrijven we vooroordeel en onwetendheid, en laten we horen dat we ons ten diepste bewust zijn van de waardigheid die iedere naam verdient. Want laten we niet vergeten dat vernietiging begint met het onderscheid maken van namen. Daarom is het goed om een schuilnaam te hebben. De schuilnaam van Johanna Schaft was Hannie Schaft. Onze tweede dochter heet Hannah, maar dat is toeval.
Laat dan maar die naam verkeerd uitgesproken worden. Laat de verwarring maar voortrazen. Want de naam kan het begin van een vruchtbare ontmoeting zijn. De vraag naar de naam is de vraag naar wat je hebt gekregen, wat je ermee hebt gedaan, en wie je bent geworden. Laat een naam de geschiedenis van verlies en vernietiging in zich dragen, laat een naam een litteken zijn.
En laat iedereen recht hebben op een schuilnaam, wanneer de echte naam geen bescherming meer biedt.