Zondag 26 november vierden we het gedachtegoed van Hannie Schaft met de Hannie Schaftlezing van Abdelkader Benali, de speech van Jeroen Pliester en optredens van Eline Selie, Doris Baaten, Roos van Erkel, Arnout Bultje, Naima Bayo, Erik Vlasblom, Bas Maassen en de Junior Class van de opleiding Musical Master in Amsterdam.
Mpho Tutu van Furth, dochter van Nobelprijswinnaar Desmond Tutu, verzorgde zondag 27 november de Hannie Schaftlezing 2022, als onderdeel van de Nationale Hannie Schaft Herdenking, in de Philharmonie in Haarlem. In haar lezing nam zij de honderden toehoorders mee naar de bron van haar activisme en haar strijd voor een rechtvaardigere wereld. Ook spoorde ze het publiek aan na te blijven denken over een wereld waarin wij willen leven met elkaar. “We kunnen toegeven: ‘Ik weet het niet’. Laten we samen oplossingen zoeken.”, vormde de apotheose van haar betoog.
Tutu van Furth zette het idealisme en de daden van nationaal gewapend Verzetsicoon Hannie Schaft in perspectief, en verbond dit naadloos met de wereld en uitdagingen van deze tijd. Daarbij hield zij ons een spiegel voor, die aanzet tot nadenken en in actie komen.
Na afloop van de lezing bleek dat niet alleen de inhoud van de lezing maar ook de wijze waarop Tutu van Furth deze bracht diepe indruk had gemaakt op de aanwezigen. Een boodschap, die nog lang zal nagalmen.
Burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam hield op zondag 28 november 2021 de Hannie Schaftlezing tijdens de Nationale Hannie Schaft Herdenking in de Groenmarktkerk in Haarlem.
“Naast de menselijke maat is vrede minstens zo belangrijk. Voor Hannie Schaft was de definitie van vrede duidelijk: de overwinning op het wrede naziregime. De vrede die ze zelf helaas niet meer mee zou maken. Maar ze zou het met me eens zijn dat in vredestijd vrede niet alleen een hooggestemd ideaal is, maar broodnodig voor een sterke samenleving. Een samenleving die bestand is tegen schokken en turbulentie van buitenaf. Vrede, dat is zoeken naar wat ons bindt in plaats van verdeelt. Vrede is elkaar niet de rug toe keren, maar de hand reiken.”
De gehele lezing van Ahmed Aboutaleb is hier terug te kijken
De lezing is hier ook terug te lezen
Hannie Schaftlezing van burgemeester van Rotterdam, Ahmed Aboutaleb Uitgesproken op 28 november 2021 tijdens de Nationale Hannie Schaft Herdenking. NB: alleen het gesproken woord geldt.
De strijd van Hannie Schaft in onze tijd
Hannie Schaft werd 101 jaar geleden geboren. 24 jaar later werd onze verzetsheldin geëxecuteerd in de duinen van Bloemendaal. Haar sterfdag is 17 april 1945, drie weken voor de capitulatie van nazi-Duitsland.
Ze zag haar dood met opgeheven hoofd tegemoet. Strijdbaar tot de laatste snik.
Dankzij boeken, films en deze herdenking is het leven van Hannie Schaft aan de vergetelheid ontrukt. Het leven van een dappere vrouw die de hoogste prijs betaalde voor haar principes; met haar leven. Een leven dat ons een spiegel voorhoudt: wat zouden wij doen als we in haar schoenen zouden staan? Hoeveel offers zijn wij bereid te brengen voor de goede zaak?
De goede zaak was in de Tweede Wereldoorlog glashelder. Hannie Schaft hielp haar joodse vriendinnen aan onderduikadressen, bracht verzetskranten rond, stal persoonsbewijzen. Ze streed voor een vrije, sociale samenleving, uiteindelijk met wapens. Ze was tot alles bereid om het kwaad te bestrijden en deed dat ook.
Maar wat is het kwaad nu? Hoe zou Hannie Schaft kijken naar onze tijd? Ze zou zich zeker zorgen maken over klimaatverandering, en de gevolgen daarvan voor de armste mensen in deze wereld. Mensen die hun kleine akkers zien verdrogen of hun schamele huizen in zee zien verdwijnen.
Ze zou verontwaardigd en boos zijn. Omdat deze mensen, die part noch deel hebben aan de keerzijde van onze industriële welvaart, de dupe worden. In Greta Thunberg zou ze een geestverwant zien, vermoed ik. Een onbaatzuchtige, idealistische jonge vrouw die strijdt voor een duurzame wereld.
Ik zag Hannie Schaft lopen tussen de Poolse vrijwilligers aan de grens met Belarus, waar duizenden migranten onder erbarmelijke omstandigheden waren ingesloten. Europa ziet een migratiecrisis, de lokale bewoners de gevolgen daarvan: menselijk leed. Velen helpen zo goed en kwaad als dat kan. Hannie deed een groen lichtje aan in haar huis, om aan te geven dat vluchtelingen welkom zijn, en veilig.
Ze zou zich ook zorgen maken over het populisme, en landen waar populistische leiders aan de macht zijn. Leiders die morrelen aan onze democratische waarden. Mannen – het zijn altijd mannen – die alleen kunnen nemen in plaats van delen. Die bang zijn voor kritiek, omdat ze geen verhaal hebben, behalve sprookjes en leugens die verdeeldheid zaaien. Hannie Schaft ziet geestverwanten in alle journalisten, in alle mensen die strijden voor vrijheid en gerechtigheid.
Het zijn bepaald geen kleine zaken die wereldwijd spelen. En dan heb ik nog niet eens de covid-pandemie genoemd, die zo’n zware wissel trekt op de gezondheidszorg en de samenleving. Het Rotterdamse college van B en W heeft twee weken geleden besloten om de agenda’s drastisch om te gooien. We werken zo veel mogelijk thuis, zoals de overheid dat van ons vraagt. Helaas kan ik daardoor niet live aanwezig zijn in deze prachtige kerk in Haarlem.
Ook ons eigen land kent dossiers waar Hannie Schaft graag haar mouwen voor had opgestroopt. Moet ik ze nog noemen, de Toeslagenaffaire, haperende Jeugdzorg, witwaspraktijken, drugscriminaliteit, het gebrek aan betaalbare woningen? Iedereen kent wel iemand die hiermee te maken heeft. Iedereen voelt de ondermijnende invloed ervan op onze samenleving.
Wat deze dossiers gemeen hebben is systeemdenken en bezuinigingen. Doorgeschoten marktwerking. Bij de overheid was jarenlang automatisering het mantra. Niet om de kwaliteit van dienstverlening te verbeteren, maar uit bezuinigingsoverwegingen. Maar een computersysteem denkt niet na. De menselijke maat kun je niet programmeren.
Denk maar aan de vinkjes bij de Belastingdienst. Die maakten van cliënten potentiële fraudeurs.
Denk aan de fte’s, codes en diagnose-behandel-combinaties bij zorgverzekeraars. Patiënten gereduceerd tot kostenpost.
Denk aan de voorkeur van systeembanken voor grote marktspelers, grote beleggingen. Wij, gewone klanten, moeten straks gaan betálen voor de service van de bank, met negatieve rente. Trouwe spaarders teruggebracht tot kostenpost.
Het ontbreken van de menselijke maat op talloze terreinen heeft het vertrouwen in de overheid geschaad. Vertrouwen dat we juist zo hard nodig hebben. We staan voor de uitdaging om grote, snelle veranderingen in de samenleving in goede banen te leiden. Denk aan duurzame economische groei, armoede en het gebrek aan betaalbare woningen.
Op ingewikkelde vraagstukken zijn geen eenvoudige antwoorden mogelijk. Die kunnen we alleen oplossen in samenwerking met burgers, bedrijfsleven, het onderwijs en maatschappelijke organisaties. Zij beschikken over veel ideeën die onze samenleving beter kunnen maken. Die moeten eerder op onze tekentafels komen en getoetst worden. We moeten financiële modellen ontwerpen waarmee goede plannen zonder al te veel bestuurlijke of politieke bemoeienis gerealiseerd kunnen worden.
Maar de raderen van politieke besluitvorming lopen veel te traag. Politici zijn vaak meer bezig met hun eigen achterban dan met de samenleving. Met wat er op sociale media gebeurt. De schreeuwers en de controverse krijgen de meeste aandacht.
Daardoor hebben veel mensen vaak het gevoel niet serieus genomen te worden. De meeste mensen, die blij zijn dat ze in dit fatsoenlijke, beschaafde land wonen. Die bereid zijn voor dit prachtige land de handen uit de mouwen te steken. Juist hun ideeën en kritiek zijn belangrijke instrumenten om het beleid, en het functioneren van de overheid, te toetsen aan de menselijke maat.
De menselijke maat, dat is een fatsoenlijk leven kunnen leiden. Een opleiding, een baan en inkomen stelt je daar meestal toe in staat. Dan heb je de overheid niet of nauwelijks nodig. Veel mensen kunnen gelukkig prima hun eigen boontjes doppen. Maar er is ook een groep mensen die zich geen raad weet. Die de beschermende rol van de overheid mist. Een overheid die niet alleen zorgt voor veiligheid op straat, maar ook beschermt tegen malafide huurders, helpt bij schulden en armoede.
Er zijn veel mensen die informatie van de overheid niet begrijpen, en stress voelen als er een officiële envelop op de mat valt. Mensen die de weg niet weten naar allerlei voorzieningen waar ze recht op hebben. Laat staan dat ze voor hun belang opkomen. Juist voor hen is nabijheid van de overheid van groot belang. Een overheid die zegt: hoe kan ik u helpen? in plaats van: voldoet u aan alle regels?
Luisteren, zorgen serieus nemen, hoop en perspectief bieden. Daar begint het mee. Dat vergt geen nieuw beleid, wel een kritische kijk op onze manier van werken waarbij de focus op de menselijke maat ligt. We zeggen nu nog te vaak: het staat in de wet, ik kan niets voor u betekenen. Maar eigenlijk moeten we zeggen: juist daarom gaan we iets regelen. Alleen zo bevorderen we het herstel van vertrouwen in de overheid. In onze democratische rechtsstaat.
Naast de menselijke maat is vrede minstens zo belangrijk. Voor Hannie Schaft was de definitie van vrede duidelijk: de overwinning op het wrede naziregime. De vrede die ze zelf helaas niet meer mee zou maken. Maar ze zou het met me eens zijn dat in vredestijd vrede niet alleen een hooggestemd ideaal is, maar broodnodig voor een sterke samenleving. Een samenleving die bestand is tegen schokken en turbulentie van buitenaf. Vrede, dat is zoeken naar wat ons bindt in plaats van verdeelt. Vrede is elkaar niet de rug toe keren, maar de hand reiken.
Ontmoeting is daarvoor het belangrijkste gereedschap. Niet óver, maar mét elkaar praten, hoe netelig het gespreksonderwerp ook is. Zo bindt je de strijd aan tegen soms valse tegenstellingen die de samenleving aantasten. Juist als er spanningen zijn is het belangrijk om te werken aan gezamenlijke oplossingen.
Ik heb ’t al zo vaak meegemaakt: mensen die elkaars grootste tegenstanders lijken, blijken tijdens een gesprek meer op elkaar te lijken dan ze dachten. We zijn immers allemaal mensen. Mensen die dromen over een goede toekomst voor onszelf, onze kinderen, onze planeet. Als we elkaar daarin vinden, elkaar daarbij helpen, kunnen we het kwade overwinnen.
Kajsa Ollongren, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, viceminister-president
Dear members of the family of Hannie Schaft
Dear members of the family of Truus and Freddie Oversteegen,
Ladies and gentlemen, boys and girls
“War is not one single drama for millions of people. Instead war is a collection of millions of personal dramas.” These were the words of Hans van Mierlo at the National Remembrance Day in 2014. And one of those dramas is the drama of Hannie Schaft.
On Tuesday 17 April 1945, less than three weeks before the German capitulation, Hannie was bundled into a truck by five men at the detention centre in Amsterdam, and driven to the dunes at Overveen. She was just 24 years old. At one point the truck halted to pick up a soldier of the Feldgendarmerie, with a shovel in his hands. He told the driver where to drive to.
After a journey of less than an hour, the truck halted on a sand track not far from the beach in Overveen. From there, the Dutch detective Maarten Kuijper and the German Gestapo officer Mattheus Schmitz led her further into the dunes. The soldier with the shovel trudged along behind them. Soon afterwards, her far too short life was ended in a hail of bullets.
I often stroll through the dunes in Bloemendaal. I love the space and the quiet. As the large cross at the Memorial Cemetery looms into view, I often think of the Girl with the Red Hair and the other resistance fighters buried there. She is the only woman among 371 men. Her gravestone bears the words ‘She served’.
Following the liberation, to huge public acclaim, Hannie’s body was carried from the Sint Bavo church for reburial. Row upon row of people watched on as former resistance fighters bore the coffin with her remains to the Memorial Cemetery.
Hannie’s death was a tremendous blow for her family, her loved ones and her fellow comrades in arms. The life of a woman full of dreams and talent was ended all too soon.
A completely ordinary young woman who fell in love, who loved reading and who enjoyed spending time with her house mates. A woman of keen temperament, who could be spurred to anger in discussions and who was moved to tears when accompanying Jewish children to their safehouses.
Then – and still to this day – Hannie was an example. She was courageous and dauntless. Brave women like Hannie must be cherished.
Ladies and gentlemen.
During my youth, the war was never far away. Just like so may of you, I grew up with books such as Jan Terlouw’s Winter in Wartime and The Assault by Harry Mulisch. As I read them, I wondered to myself what I would have done in such extreme circumstances. Would I have helped people find a safe hiding place? Would I have distributed illegal news sheets? Would I have contradicted my teacher if he had expressed anti-Semitic opinions?
When I became a student, and by chance joined the same student association as Hannie, I heard about the Jewish professors who lost their jobs during the war. I was impressed by the many students who had refused to sign the declaration of loyalty to the occupying power.
Hannie dared to do all those things. Not because she was never afraid, but because she considered it to be her moral duty. You simply had no choice. She could not bear to watch as the world of her friends Sonja and Philine became ever more restricted.
They were no longer able to visit the park, the cinema or attend their studies. For Hannie, that situation was simply unacceptable. She drew the ultimate conclusion, and took to arms.
Every year we stop to consider her life, and the ongoing importance of her ideals. This year is a special year. Hannie – who actually went by the name Jo – was born one hundred years ago this year, in Haarlem. In this city where that meant so much to her.
Hannie fought for liberty and a society in which everyone has the right to participate. Her life teaches us that we must not look away from the fight against evil. We sometimes hear the expression: evil flourishes when good men do nothing. In that light, she is an inspiration to us all on the hundredth anniversary of her birth.
Ladies and gentlemen.
For Hannie, evil could be easily identified. Her moral boundaries were crystal clear. When she received the order to kidnap the children of Reichscommissar Seyss-Inquart, she refused, to the outrage of her commander. Even if they were the children of a senior Nazi, no harm should be done to innocent people.
Wartime and occupation place issues in a sharper perspective. The confrontation with a murderous regime makes everything black and white. But what is the relevance of Hannie Schaft’s heroic example in out lifetime?
The answer is not so easily found. Whereas we are able to reject Nazism in hindsight, the threats facing us today are more ambiguous. Instead of the black and white of wartime, we must deal with the grey tones of peacetime.
Those grey tones are for example reflected in the way we deal with populism. In countries where populist leaders are in charge, democracy is under pressure. They govern with no respect for the boundaries of the rule of law. Their criticism of the institutions designed to limit their powers is toxic. It causes people to doubt the neutrality of the law courts, the truthfulness of the media and the fairness of elections.
In Poland and Hungary we have seen dissenting judges set aside and critical newspapers and TV and radio stations closed down. We have looked on as President Trump complained about election fraud. And we have seen President Bolsonaro of Brazil flirting with the idea of a military coup.
The way we deal with populists is complex. They do not represent the absolute evil that Hannie Schaft fought against. Their electorate, however, often face real problems. They want affordable and safe housing, reasonable pay for their work, and a place for their mothers in a nursing home. It is essential that we listen to them, and search for solutions.
However, this does not mean we should give populists free rein. There certainly is a red line that may not be crossed. In Poland and Hungary, that line has been crossed through the systematic undermining of the independent judiciary, interference with independent journalism and the erosion of human rights.
In our country that same red line was crossed by an attack on the judiciary. One party used the pseudo-scientific term ‘dicastrocracy’ to hint at an attempt by the judiciary to seize power.
It goes without saying that politicians are entitled to criticise the judiciary. However, the situation changes when the independence of judges is cast into doubt. When they are accused of political meddling. At that point, the criticism is aimed at the judiciary as an institution, and marks the start of the erosion of the foundations of the rule of law.
The democratic rule of law, with an independent judiciary and democratically founded legislation, deserves a stout defence, and not imputation. Fortunately, human rights still apply in Poland and Hungary. They are firmly embedded in conventions like the European Charter on Human Rights.
However, criticism of the judiciary is not only directed from the flanks. The state-building parties, too, are calling for a restriction of the role of judges and limitations of European law. Conservative parties are even expressing the idea in their election manifestos that Member States should be permitted to correct judgements by the European Court in Strasbourg. In other words, that politicians should be able to set aside decisions taken by the courts.
They also wish to limit the possibility of litigating in the name of public interest. They for example argue that you should no longer be able to initiate legal proceedings if women are discriminated against by a company, an association or a foundation, unless you are personally a direct victim of that discrimination. In other words, if it is not a question of your direct personal interest, you should no longer have access to the courts. In such a world, who is the guardian of public interest?
It is a sign of a healthy democracy if foundations and associations are able to challenge the powers that be, by appealing to the courts. It is then up to the courts to judge whether the law, laid down by political means, has been violated.
The judgements of the courts must be implemented, even if they displease parliament or the Cabinet. It can be a painful experience, particularly for public administrators. However, in a democracy, there must always be room to dispute power.
In a dictatorship, a decision marks the end of discussion. In a democracy, it is the starting point. Anyone – rich or poor, young or old – can appeal to their elected representative, and sometimes the courts to respond to the holders of power in our country and in the European Union.
It is precisely through the division of powers that people are protected against the excesses of government. By providing a counterbalance to the power of government, a balance is achieved. I would say to my conservative friends: let us protect, preserve and pass on the principle of the division of powers to a new generation.
Democracy appears to be as self-evident as night following day. None of us seriously wonders whether the sun will come up again, tomorrow. Most of us, indeed, have never experienced any other form of government. The generation that lived through the occupation is gradually disappearing.
However, democracy is a sun that clearly can be extinguished. It is rarely a rapid process; far more commonly it is a gradual change. And it is for that reason that I stand up for the democratic rule of law, and call upon you to join me.
Thanks to the rule of law we are all able to live together in liberty and security . There are institutions that protect us against random treatment, discrimination and the law of the jungle, where might is right.
Ladies and gentlemen,
Emotion is part of politics and of our society. I understand the sense of outrage felt by people who have been done wrong. I recognise the anger of people who feel hurt. And I know how tempting it is to convince yourself of the rightness of your own ideas.
However, none of this can help us move on. Our small country has become great by demonstrating a degree of mutual trust. We choose compromise as a means of bridging our differences. We overcome difficulties by listening to each other.
By looking around us, we learn from our own mistakes, and seek inspiration from courageous people like Hannie Schaft. However, harking back to the good old days, when everything was allegedly so much better, changes nothing. The world can only be made a better place by remaining curious and by not turning our back on change and innovation.
My ideal is a society of people living in liberty. A free society not only means that people are guaranteed equal opportunities. It is also a society in which people do not live in fear. Where people dare to make their own choices and take responsibility for them. Where people dare to be themselves and are willing to speak out against injustice.
These are the principles for which Hannie Schaft fought and died. We can only fantasise about what would have become of her if she had survived the war. Hannie told her friends that she did not intend to sit at home like her mother, but that she wanted to help advance society as a working woman.
As a student, Hannie had specialised in international law. While at secondary school, she had written about the powerlessness of the League of Nations in the war in Abyssinia, the country that we now know as Ethiopia. After the war, Hannie had considered heading off to Geneva to breathe new life into the League of Nations.
Perhaps she would have found work in New York, where six months after her death the United Nations was established. Those same United Nations have often been pronounced dead, but the organisation is still very much alive and kicking. For 75 years, the United Nations have been striving for peace, liberty and equal opportunities, in the spirit of Hannie Schaft.
Hannie, however, never visited New York. Her life came to a dramatic end in 1945. We will never forget her. Today, one hundred years following her birth, we still commemorate her, and celebrate that she once lived. As long as we continue to do that, year in, year out, her ideals will live on.
Vicepremier Kajsa Ollongren hield op zondag 29 november 2020 de Hannie Schaftlezing tijdens de viering van 100 jaar Hannie Schaft in de Grote of St.-Bavokerk in Haarlem.
“Oorlog en bezetting zetten zaken op scherp. De confrontatie met een moorddadig regime maakt alles zwart-wit. Maar wat kunnen we met het heroïsche voorbeeld van Hannie Schaft in onze tijd. Dat is nog niet zo gemakkelijk. Waar we nu terugkijkend het nazisme afwijzen, zijn de bedreigingen van onze tijd dubbelzinniger. In plaats van het zwart-wit van de oorlog moeten wij het doen met de grijstinten van de vrede.”
De gehele lezing van vicepremier Kajsa Ollongren is hier terug te kijken
Hannie Schaftlezing door vicepremier Kajsa Ollongren
Hieronder vindt u de volledige tekst. You can find the translated lecture here.
De grijstinten van de vrede
Geachte familieleden van Hannie Schaft,
Geachte familieleden van Truus en Freddie Oversteegen,
Dames en heren, jongens en meisjes,
‘Oorlog is niet 1 drama van miljoenen. Oorlog is miljoenen malen het drama van één.’ Dat zei Hans van Mierlo bij de nationale dodenherdenking van 2004. 1 van die drama’s is het drama van Hannie Schaft.
Op dinsdag 17 april 1945, minder dan 3 weken voor de Duitse overgave, wordt Hannie vanuit het Huis van Bewaring in Amsterdam door 5 mannen in een vrachtauto naar de duinen van Overveen gebracht. Ze is dan 24 jaar. Onderweg stapt een soldaat van de Feldgendarmerie in, met een schop in zijn handen. Hij vertelt de chauffeur hoe hij moet rijden.
Na een rit van nog geen uur stopt de vrachtauto in Overveen, niet ver van het strand, bij een zandweg. Daar nemen de Nederlandse rechercheur Maarten Kuijper en de Duitse Gestapo-officier Mattheus Schmitz haar verder de duinen in. De soldaat met de schop sjokt achter hen aan. Kort daarna maken kogels een einde aan een veel te kort leven.
Ik kom vaak in de duinen van Bloemendaal, om er te wandelen. Ik houd van de ruimte en de stilte.
Als ik in de verte het grote kruis zie dat op de Eerebegraafplaats staat, denk ik vaak aan het Meisje met het Rode Haar en de andere verzetsstrijders die daar liggen begraven. Ze is de enige vrouw tussen 371 mannen. ‘Zij diende’, staat op haar grafsteen.
Hier vanuit de Sint Bavo werd Hannie na de bevrijding onder massale belangstelling herbegraven. Rijendik stonden de mensen te kijken hoe oud-verzetsstrijders de kist met haar lichaam naar de Eerebegraafplaats droegen.
De dood van Hannie was een enorme klap voor haar familie, haar geliefden en haar strijdmakkers. Veel te vroeg kwam er een einde aan het leven van een vrouw vol dromen en talenten.
Een heel gewone, jonge vrouw ook die verliefd werd, dol was op lezen en graag bij haar huisgenoten was. Een vrouw vol temperament, die boos kon worden bij discussies en moest huilen als ze Joodse kinderen wegbracht naar hun onderduikadres.
Hannie was een voorbeeld toen en is dat nog steeds. Ze was moedig en onverschrokken. Dappere vrouwen als Hannie moeten we koesteren.
Dames en heren.
De oorlog was in mijn jeugd nooit ver weg. Net als zovelen van u groeide ik op met boeken als Oorlogswinter van Jan Terlouw en De Aanslag van Harry Mulisch. Als ik die las, vroeg ik me af wat ik zou hebben gedaan in zulke extreme omstandigheden. Zou ik mensen hebben geholpen met onderduiken? Illegale krantjes hebben rondgebracht? Mijn docent hebben tegengesproken als hij antisemitische taal uitsloeg?
Toen ik ging studeren, en me toevallig bij dezelfde vereniging als Hannie aansloot, hoorde ik over de Joodse hoogleraren die in de oorlog hun baan waren kwijtgeraakt. Ik was onder de indruk van de vele studenten die hadden geweigerd de loyaliteitsverklaring aan de bezetter te tekenen.
Hannie durfde al die dingen. Niet omdat ze nooit bang was, maar omdat ze het als haar morele plicht voelde. Zoiets deed je gewoon. Ze kon het niet aanzien hoe de wereld van haar vriendinnen Sonja en Philine steeds kleiner werd.
Ze mochten niet meer naar het park, niet meer naar de bioscoop, niet meer studeren. Dat was voor Hannie simpelweg onacceptabel. Ze trok daaruit de uiterste consequentie en nam de wapens op.
Elk jaar staan we stil bij haar leven en de blijvende betekenis van haar idealen. Dit jaar is het extra bijzonder, omdat Hannie – die eigenlijk ‘Jo’ heette – 100 jaar geleden in Haarlem werd geboren. In deze stad waar ze zich zo mee verbonden voelde.
Hannie streed voor vrijheid en een samenleving waarin iedereen mee mag doen. Zij leert ons dat we niet moeten wegkijken om het kwaad te bestrijden. Er wordt wel eens gezegd: alleen als goede mensen niets doen, overwint het kwaad. Zo inspireert zij ons ook in haar 100e geboortejaar.
Dames en heren.
Voor Hannie was het kwaad duidelijk aan te wijzen. Haar morele grenzen waren glashelder. Toen ze de opdracht kreeg de kinderen van Rijkscommissaris Seyss-Inquart te ontvoeren, weigerde ze, tot ontzetting van haar commandant. Onschuldige mensen mocht niks gebeuren, zelfs als dat de kinderen van een nazi-kopstuk waren.
Oorlog en bezetting zetten zaken op scherp. De confrontatie met een moorddadig regime maakt alles zwart-wit. Maar wat kunnen we met het heroïsche voorbeeld van Hannie Schaft in onze tijd?
Dat is nog niet zo gemakkelijk. Waar we nu terugkijkend het nazisme afwijzen, zijn de bedreigingen van onze tijd dubbelzinniger. In plaats van het zwart-wit van de oorlog moeten wij het doen met de grijstinten van de vrede.
Die grijstinten zien we terug bij onze omgang met het populisme. In landen waar populistische leiders aan de macht zijn, staat de democratie onder druk. Zij besturen zonder de grenzen van de rechtsstaat te respecteren. Hun kritiek op de instellingen die hun macht moeten beperken is giftig. Het doet mensen twijfelen aan de neutraliteit van rechters, de waarheid van media en de eerlijkheid van verkiezingen.
We zien hoe in Polen en Hongarije ongewenste rechters het veld moeten ruimen en hoe kritische kranten, radio- en tv-stations worden opgedoekt. We zien hoe president Trump klaagt over fraude bij de verkiezingen. We zien hoe in Brazilië president Bolsonaro flirt met een militaire coup.
Onze omgang met populisten is ingewikkeld. Dit is niet het absolute kwaad, waar Hannie Schaft tegen vocht. De problemen van hun kiezers zijn dikwijls reëel. Ze willen betaalbaar en veilig wonen, fatsoenlijk betaald worden voor hun werk of een plek voor hun moeder in een verpleeghuis. Het is belangrijk dat we naar hen luisteren en naar oplossingen zoeken.
Dit betekent niet dat we populisten vrij baan moeten geven. Er bestaat wel degelijk een rode lijn die niet mag worden overschreden. In Polen en Hongarije is die overschreden door stelselmatig de rechterlijke macht te ondergraven, te morrelen aan de onafhankelijke journalistiek en de mensenrechten uit te hollen.
In ons land werd die rode lijn overschreden met een aanval op de rechterlijke macht. Eén partij suggereerde met het pseudowetenschappelijke begrip ‘dikastocratie’ dat er sprake is van een machtsgreep door de rechterlijke macht.
Natuurlijk mag een politicus kritiek hebben op de rechtspraak. Anders is het als iemand de onafhankelijkheid van rechters in twijfel trekt. Als hij hen beschuldigt van partijpolitieke bedoelingen. Dan bekritiseert hij de rechtspraak als instituut en knaagt hij aan de fundamenten van de rechtsstaat.
De democratische rechtsorde, met onafhankelijke rechtspraak en democratisch tot stand gekomen wetgeving, verdient verdediging, geen verdachtmaking. Mensenrechten gelden gelukkig ook in Polen en Hongarije. Die zijn vastgelegd in verdragen zoals het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De kritiek op de rechterlijke macht komt niet alleen van de flanken. Ook vanuit de staatsdragende partijen klinkt de roep om de rol van de rechter in te perken en het Europees recht aan banden te leggen. Conservatieve partijen stellen nu zelfs in hun verkiezingsprogramma voor dat lidstaten uitspraken van het Europees Hof in Straatsburg mogen corrigeren. Politici dus die beslissingen van rechters terzijde kunnen schuiven.
Ook willen ze de mogelijkheid beperken om te procederen uit naam van het algemeen belang. Je kunt dan niet langer een proces beginnen als bijvoorbeeld vrouwen worden gediscrimineerd door een bedrijf, vereniging of stichting, als je niet zelf het directe slachtoffer bent. Als het niet over je directe eigen belang gaat, mag je dus niet meer naar de rechter stappen. Wie waakt er dan nog over het algemeen belang?
Het hoort bij een gezonde democratie dat stichtingen en verenigingen de macht kunnen uitdagen door naar de rechter te gaan. Die oordeelt vervolgens of het recht is geschonden dat door de politiek is vastgesteld.
Rechterlijke uitspraken moeten worden uitgevoerd, ook als ze het parlement of het kabinet niet goed uitkomen. Soms doet dat pijn, zeker voor bestuurders. Maar macht moet altijd betwistbaar zijn in een democratie.
In een dictatuur is een besluit het eind van het gesprek, in een democratie het beginpunt. Iedereen – arm of vermogend, jong of oud – kan met een beroep op Kamerleden, en soms de rechter, terugpraten tegen de macht in ons land en in de Europese Unie.
Juist door de scheiding der machten zijn mensen beschermd tegen een al te opdringerige overheid. Door tegenover macht een tegenmacht te plaatsen wordt een evenwicht gevonden. Tegen mijn conservatieve vrienden zou ik willen zeggen: laten we het principe van de scheiding der machten beschermen, conserveren en doorgeven aan een nieuwe generatie.
Democratie lijkt net zo vanzelfsprekend als dag en nacht. Niemand die zich afvraagt of de zon morgen weer opkomt. De meesten van ons kennen geen andere staatsvorm. De generatie die de bezetting heeft meegemaakt is aan het verdwijnen.
Maar democratie is een zon die wel degelijk uit kan doven. Dat gebeurt zelden ineens, maar meestal geleidelijk. Daarom stá ik voor de democratische rechtsstaat en vraag ik u dat met mij te doen.
Dankzij de rechtsstaat kunnen we allemaal in vrijheid en veiligheid samenleven. Zijn instellingen beschermen ons tegen willekeur, discriminatie en het recht van de sterkste.
Dames en Heren.
Emoties horen bij de politiek en bij ons samenleven. Ik snap de verontwaardiging van mensen bij wie onrecht is gedaan. Ik zie de boosheid van mensen die zich gekwetst voelen. Ik weet hoe verleidelijk het is je in te graven in je eigen gelijk.
Maar het brengt ons niet verder. Ons kleine land is groot geworden door elkaar te vertrouwen. We sluiten compromissen om verschillen te overbruggen. We overwinnen moeilijke tijden door naar elkaar te luisteren.
Door om te kijken leren we van onze fouten en laten we ons inspireren door moedige mensen als Hannie Schaft. Maar terugverlangen naar vroeger, toen alles zogenaamd beter was, verandert niets. Door nieuwsgierig te zijn en niet bang voor verandering en vernieuwing wordt de wereld beter.
Mijn ideaal is een samenleving van vrije mensen. Een vrije samenleving zorgt er niet alleen voor dat mensen gelijke kansen krijgen. Het is ook een samenleving waar mensen niet bang zijn. Waar mensen hun eigen keuzes durven maken en daar verantwoordelijkheid voor nemen. Waar mensen zichzelf durven zijn en zich uit durven spreken tegen onrecht.
Dat is ook waar Hannie Schaft voor streed en stierf. We kunnen alleen maar fantaseren wat er van haar zou zijn geworden als ze de oorlog had overleefd. Tegen vriendinnen zei Hannie dat ze niet thuis wilde zitten, zoals haar moeder, maar als werkende vrouw de maatschappij vooruit wilde helpen.
Hannie had zich als student gespecialiseerd in het volkenrecht. Al op de middelbare school schreef ze over de machteloosheid van de Volkenbond bij de oorlog in Abessinië, het huidige Ethiopië. Hannie overwoog om na de oorlog de Volkenbond nieuw leven in te blazen en naar Genève te vertrekken.
Misschien was ze wel in New York gaan werken. Een half jaar na haar overlijden werden daar de Verenigde Naties opgericht. Die zijn al vaak dood verklaard, maar nog altijd springlevend. Zij streven al 75 jaar naar vrede, vrijheid en gelijke kansen, in de geest van Hannie Schaft.
Hannie is nooit naar New York gegaan. Haar leven kwam in 1945 tot een dramatisch einde. Wij zullen haar niet vergeten. Ook 100 jaar na haar geboorte herdenken we haar en vieren we dat ze ooit geleefd heeft. Zolang we dat blijven doen, elk jaar weer, leven haar idealen voort.
“Racisme, xenofobie en antisemitisme steken opnieuw de
kop op. We lijken soms af te koersen op een samenleving waarin het normaal is
om anderen de schuld te geven van problemen. Waarin we elkaar eindeloos de maat
nemen, in plaats van samen aan oplossingen te werken. Wij dreigen zo weer te
vervallen in een vernietigend wij-zij denken, van leeg en hatelijk schreeuwen
op Twitter, in plaats van kleine handelingen te doen in de echte wereld,
waarmee je anderen helpt en begrip probeert te kweken. Dit
zie ik in heel Europa. Van de straten tot aan de parlementen.”
Sigrid Kaag hield op 24 november 2019 de Hannie Schaftlezing. Lees de tekst van de lezing hieronder of bekijk de video.
Vrijheid en durf in de 21e eeuw
Hannie Schaft-lezing 2019 door Sigrid Kaag
Geachte familieleden van Hannie
Schaft,
Geachte familieleden van Truus en
Freddie Oversteegen,
Dames en heren, jongens en meisjes,
In tijden van bezetting ligt vrijheid
besloten in een keuze. De keuze of je onrecht en intolerantie accepteert, of
dat je hiertegen in verzet komt. De keuze om je neer te leggen bij je lot, of
om op te staan en juist je stem te laten horen. Om te handelen, niet wanneer
het makkelijk en zonder gevaar is, maar wanneer het er toe doet.
Hannie Schaft wist wat die vrijheid
was. Zelfs onder het juk van de bezetter leefde zij vrij. Tot het bittere
einde.
Vandaag herdenken wij haar. Waar zij
voor stond en wie zij was. Wat zij vandaag de dag nog altijd voor ons land
betekent.
Om ons het leven van Hannie Schaft te
herinneren, moeten wij beginnen bij haar einde.
Hannie Schaft, zoals u allen weet,
werd op 17 april 1945 door de Duitse bezetters gefusilleerd in de duinen.
Wanneer het 1e schot haar slechts verwondde, zou ze geroepen hebben dat zij
zelf beter kon schieten. Of dit echt zo is, durf ik natuurlijk niet te zeggen.
Volgens een andere overlevering stootte ze een pijnkreet uit, waarna een 2e
salvo een einde maakte aan haar leven. Ze werd haastig begraven; een paar
lokken van haar rode haar bleven boven het zand uit steken. Zo snel wilden de
politiemannen en soldaten van hun vuile werk af zijn. Hiermee kwam een tragisch
einde aan een kort maar uitzonderlijk leven. Hannie Schaft werd slechts 24 jaar
oud.
Bij het herinneren van Hannie Schaft
denken wij natuurlijk aan haar laatste momenten. De angst die zij gevoeld moet
hebben, de stille waardigheid waarmee zij haar gevangenschap en executie gedragen
heeft. Maar ook haar daden: het stelen van persoonsbewijzen, de sabotageacties,
de aanslagen. Waarom besloot deze jonge vrouw om alles in de waagschaal te
stellen en deel te nemen aan de gewapende strijd, het verzet?
Haar jeugd bevat eigenlijk weinig
voortekenen van haar latere rol. Ze groeide op in een teruggetrokken
onderwijzersgezin. Ze was een ingetogen kind, en serieus voor haar leeftijd. Ze
kon fel uit de hoek komen. Op school schreef ze een uiterst kritisch opstel
over de Volkenbond, waarin ze zich juist frustreerde over hoe weinig de
organisatie voor elkaar kreeg in het toenmalige Abessinië. Toch wilde ze er
later gaan werken. Die ambitie zou haar niet meer loslaten. Ze ging rechten
studeren in Amsterdam, waarbij zij zich in het volkenrecht specialiseerde.
Volgens een studievriendin wilde ze niets liever dan na de oorlog naar Genève
vertrekken om de Volkenbond nieuw leven in te blazen. Om zich in te zetten voor
vrede en recht.
Aan het begin van de oorlog was ze
haast nog een meisje. Ze was pas kort daarvoor begonnen met haar rechtenstudie.
Ze had in haar vriendenkring ook Joodse vriendinnen, en richtte samen met 2
andere studentes een nieuw dispuut op.
Ze was gedreven, slim, ambitieus en
stond midden in het studentenleven. Ze was dus eigenlijk net zoals andere jonge
vrouwen van haar leeftijd.
En precies dat maakt haar zo
bijzonder.
Want het zijn juist gewone mensen die
soms hele ongewone keuzes maken, en daarmee de geschiedenis veranderen. Het is
begrijpelijk dat we onze helden op een voetstuk plaatsen, maar slechts weinigen
van hen waren heldhaftig voordat zij, gedwongen door omstandigheden, de keuzes
maakten waardoor zij helden of heldinnen werden. Dat is voor mij dan ook juist
het uitzonderlijke: dat hele gewone mensen tot grote dingen in staat zijn,
wanneer zij daarvoor kiezen. Een keuze maken voor anderen.
Dat is wat Hannie Schaft bijzonder
maakte. Dat is, denk ik, waarom zij nog steeds herinnerd en bewonderd wordt.
Dat is waarom het een voorrecht is om hier vandaag te mogen spreken bij haar herdenking.
Dames en heren,
In een cynische constatering over
zijn eigen terreur zei Stalin ooit dat, waar 1 dood een tragedie is, een
miljoen doden slechts een statistisch gegeven zijn. Het is een wrede waarheid.
Maar het omgekeerde is gelukkig ook waar. Als het lot van miljoenen ons weinig
zegt, is het juist het leven van het individu dat ons inspireert. Het zijn
voorbeelden als die van Hannie Schaft die mensen aanzetten tot hoop, tot
weerstand, tot idealisme.
En gelukkig waren, en zijn, er meer
mensen zoals Hannie Schaft.
Truus en Freddie Overstegen maakten
deel uit van dezelfde verzetsgroep. In 2014 kregen zij als veel te late, maar
dankbare erkenning voor hun verzetswerk het Mobilisatie-Oorlogskruis opgespeld
door minister-president Mark Rutte. Laatst vlogen wij terug van een
dienstreis, en toen had hij het er nog steeds met veel bewondering over. Het
mooie moment dat de 2 zussen binnenkwamen en nog altijd zeer bescheiden waren
over hun bijdrage – die juist zeer bijzonder was.
Gisela Wieberdink-Söhnlein, ook een
Amsterdamse rechtenstudente, woonde tegenover het Gestapo-hoofdkantoor in
Amsterdam. Een keurig meisje, dat niet als rebels bekendstond. Desondanks sloot
ze zich aan bij de verzetsgroep het kindercomité, en bracht zo vele Joodse
kinderen in veiligheid, door hen naar onderduikadressen te sturen. “Het moest
gewoon gebeuren”, zou ze later bescheiden over haar verzetswerk zeggen. Ze werd
gearresteerd en gevangengezet in Ravensbrück. Ze overleefde de oorlog.
Helena Kuipers-Rietberg, in het
verzet bekend als tante Riek, wordt ook wel de stille kracht achter de
Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers genoemd. Ze was gereformeerd,
en redde vanuit die overtuiging vele levens. Onder het mom van
bijbelbijeenkomsten bracht zij door het hele land mensen bij elkaar en hielp
hen aan onderduikadressen. Ze werd verraden en kwam ook in Ravensbrück terecht,
waar zij in 1944 overleed.
Zij waren mensen zoals u. Gewone
mensen, die onder uitzonderlijke omstandigheden besloten om buitengewone dingen
te doen. Zij waren mensen die ons, vandaag de dag, met de vraag presenteren:
wat zouden wij gedaan hebben? Durven wij ook hun keuzes te maken? Als het er
toe doet.
De Wit-Russische essayist en
historica Svetlana Alexijevitsj schrijft in haar boek, ‘De oorlog heeft geen
vrouwengezicht’, dat de geschiedenis in elk van ons zit. ‘De 1 met een halve
bladzij, de ander met 2, 3. Samen schrijven we het boek van de tijd. Ieder
schreeuwt zijn waarheid. Een nachtmerrie van nuances.’
Alexijevitsj toont het schaduwspel
van deze nachtmerrie vanuit vrouwenperspectief, want, schrijft zij ‘hun oorlog
heeft een geur, een kleur, een gedetailleerde beleving van het menselijk
bestaan zelf. Deze verhalen gaan niet over hoe ze terugtrekken en aanvoeren,
maar over lachen en lijden.’ Het is een geschiedenis van de menselijke ziel.’
Dat zie ik ook terug in de
geschiedenis van Hannie Schaft.
Dames en Heren,
Door te herinneren brengen wij de
gevallenen terug onder de levenden.
Laten wij daarom niet vergeten dat
ook zij geleefd hebben. Want al deze vrouwen waren geen onaantastbare
heldinnen. Zij waren meer dan onze gestolde herinnering van hun heldendaden.
Zij waren mensen van vlees en bloed. Ook Hannie Schaft had goede en slechte
dagen, ze werd verliefd en was gebroken toen haar geliefde gedood werd.
Door de enkelen te herdenken, eren
wij de velen. Maar wij bewijzen hen een slechte dienst als het bij
plechtigheden blijft.
Want wereldwijd zijn er ook op dit
moment velen die onderdrukking aan den lijve ondervinden. mensen die gekleineerd
worden, gediscrimineerd die oorlog meemaken, onrecht ervaren, of het zien
gebeuren.
Hier in Europa zijn we van ver
gekomen. Wij hebben onze geschiedenis van conflict getemperd en botsen nu met
elkaar in de vergaderzalen van Brussel en Straatsburg, in plaats van op
slagvelden.
Dit maakt Europa tot een relatief
rustige haven, in een steeds onrustiger wordende wereld, maar ook hier lijken
we soms het verleden te vergeten.
De filosoof Isaiah Berlin schreef
ooit een essay over nationalisme, wat hij ‘de gebogen twijg’ noemde. Europa, zo
stelde hij, is een continent met 2 zielen in haar borst. De rationele
geest van de verlichting, en de romantische geest van de groep en de natie. De
mentaliteit van de verlichting is ordenend, maar kil, waar de geest van het
romanticisme vurig is, maar uitsluitend.
Europa beweegt volgens Berlin tussen deze 2 uitersten. Buigt de twijg te ver
door, dan zwiept hij terug. De oorlog waarin Hannie Schaft stierf, was het
uiterste gevolg van opgezweepte groepsverheerlijking. Het gevaar van het
wij-zij denken, van het reduceren van mensen tot de Ander, tot de mindere. Na
de oorlog hebben de landen van Europa, Duitsland voorop, de twijg weer
teruggebogen, misschien soms te ver – tot het punt van afstandelijke
technocratie, waar mensen nu juist weer op reageren.
Want ik zie steeds kleine takjes
opnieuw losbreken.
Racisme, xenofobie en antisemitisme
steken opnieuw de kop op. We lijken soms af te koersen op een samenleving
waarin het normaal is om anderen de schuld te geven van problemen. Waarin we
elkaar eindeloos de maat nemen, in plaats van samen aan oplossingen te werken.
Wij dreigen zo weer te vervallen in een vernietigend wij-zij denken, van leeg
en hatelijk schreeuwen op Twitter, in plaats van kleine handelingen te doen in
de echte wereld, waarmee je anderen helpt en begrip probeert te kweken.
Dit zie ik in heel Europa. Van de
straten tot aan de parlementen. Ik zie het bij de racistische of antisemitische
spreekkoren bij voetbalwedstrijden, maar ook bij de Italiaanse senator en Holocaust-overlevende
Liliana Segre. Zij ontvangt dagelijks honderden haatbericht. Toen zij een
voorstel deed voor een parlementair onderzoek naar racisme en antisemitisme, en
dit voorstel eindelijk werd aangenomen, stond de Senaat op om voor haar te applaudisseren.
Maar de rechtse oppositie bleef
zitten.
Dames en heren,
Wij moeten nooit blijven zitten.
Wanneer individuen worden gereduceerd
tot De Ander, moeten wij ons uitspreken.
Wanneer mensen vermorzeld worden door
geweld of onvrijheid, is het onze plicht om hen te helpen.
Gewone maar dappere mensen zoals
Hannie Schaft hebben het hoogste offer gebracht in de strijd tegen uitsluiting,
tegen antisemitisme, tegen de bezetting. Het is aan ons om de vlam die zij
ontstoken hebben te laten branden, ook in het Europa van de 21e eeuw. Want
vrijheid is meer dan het ontbreken van wapengekletter. Alleen wanneer wij onze
verantwoordelijkheid durven nemen zijn wij daadwerkelijk vrij.
Dat is wat de herinnering van Hannie
Schaft voor mij betekent.
Het is de keuze om je te verzetten
tegen onrecht, juist wanneer die keuze moeilijk is.
Achteraf, wanneer we veilig thuis
zitten en een oorlogsfilm kijken – ik moet u bekennen dat ik oorlogsfilms door
mijn persoonlijke ervaring niet meer kan kijken – of een roman lezen, is het
makkelijk om je voor te stellen dat je dezelfde keuzes zou maken als de helden
uit die verhalen. Maar als het moment om te kiezen zich aandient valt die keuze
de meesten van ons waarschijnlijk zwaar. Echte vrijheid kan immers ook een
zware verantwoordelijkheid zijn.
Maar juist in die vrijheid ligt onze
diepste waardigheid besloten: de wetenschap dat ook wanneer ons lichaam
gebonden en geslagen is, onze ziel toch vrij is.
Hannie Schaft zou nooit voor de
Volkenbond gaan werken. De oorlog had de machteloosheid van de organisatie, die
Hannie Schaft al in een schoolopstel had geconstateerd, pijnlijk blootgelegd.
Dit was voor velen duidelijk, en
daarom werd na de oorlog ook een nieuwe organisatie opgericht. Volgend jaar
vieren we, behalve 75 jaar vrijheid, ook dat 75 jaar geleden de Verenigde
Naties werden opgericht. Hiermee kreeg de zoektocht naar vrede en recht een
nieuwe adem.
Ook deze organisatie is verre van
perfect, en doet volgens sommigen nooit genoeg. Maar, anders dan de Volkenbond
heeft de VN een Veiligheidsraad waarin beslissingen worden genomen over oorlog
en vrede, over sancties, over recht. Soms denk ik, dat als Hannie Schaft de
oorlog zou hebben overleefd had, dit de plek is waar ze terecht zou zijn
gekomen. Hier zou ze anderen scherp hebben gehouden met haar grote
rechtvaardigheidsgevoel. Hier zou ze mee hebben geholpen om de naoorlogse
wereld beter en mooier en rechtvaardiger te maken.
Maar ze mocht het niet mee maken. Dus
is het aan ons.
In de zaal waarin de Veiligheidsraad
vergadert hangt een grote wandschildering. In het midden is een feniks te zien,
die herrijst uit de as van de verbrande wereld. Uit de chaos, vernietiging en
droefenis van de oorlog werd hoop geboren.
Ik ben vaak in deze zaal geweest, en
heb tijdens lange vergaderingen meer dan eens mijn blik over de wandschildering
laten dwalen. Als ik ooit weer in deze zaal zit, zal ik nogmaals, heel bewust,
naar die muur kijken. En dan denk ik aan Hannie Schaft, en de idealen waarvoor
zij gestorven is.
In haar offer ligt de
verantwoordelijkheid besloten die wij nog altijd hebben. Deze generatie en
toekomstige generaties. De verantwoordelijkheid om ons in woord en daad uit te
spreken tegen onrecht uitsluiting en onderdrukking. Want net als zij, zijn wij
gewone mensen, die dagelijks keuzes kunnen maken.
De vraag die ons rest, is of ook wij
durven kiezen om daadwerkelijk vrij te zijn.
“We eren vandaag Hannie Schaft en haar kameraden niet alleen om wat ze deden in het verleden. Maar ook omdat zij ons vandaag de weg wijzen. Naar ieders gelijkheid voor de wet. Naar het verdedigen van grondrechten, het bestrijden van discriminatie, het weigeren te denken in ‘wij’ en ‘zij’. Verantwoordelijkheden nemen mèt de ander, en als het nodig is, als wezenlijke normen worden geschonden: je verzetten. Vandaag eren wij de doden van het verzet door te spreken over ònze omgang met de levenden.”
Prof.Drs. J. (Jacques) Wallage, hield op 25 november 2018 de Hannie Schaftlezing. Lees de tekst van de lezing hieronder of bekijk de video.
Een streep in het zand.
Hannie Schaft-lezing 2018 door Jacques Wallage
Vandaag is, door het overlijden van Freddie Dekker-Oversteegen, geen van de overlevenden van het Haarlemse Verzetstrio meer aanwezig. Maar hun stem verstomt niet.
Jaren geleden bracht ik een werkbezoek aan de radiotelescoop bij Dwingeloo. Tegen de sterrenkundige die me rondleidde zei ik enthousiast: ” Wat geweldig hoe ver jullie in het heelal kunnen kijken.” Hij corrigeerde me: “We kijken hier niet, we luisteren. We luisteren naar gebeurtenissen heel lang geleden en proberen daar betekenis aan te geven”
Dat is precies wat we hier vandaag doen, nu de meeste overlevenden van het verzet niet meer zelf tot ons kunnen spreken. We luisteren naar gebeurtenissen uit het verleden en proberen daar vandaag betekenis aan te geven.
Wij herdenken omdat wij niet willen vergeten. Maar dat is meer dan omkijken alleen. In een wereld die ingrijpend verandert zoeken wij onze weg op de tast. Daarbij helpen onze herinneringen, de individuele en de collectieve, onze oriëntatie op de realiteit. Het verleden krijgt zo betekenis in de wereld van nu. Zoals je opvoeding, wat je van thuis uit mee kreeg, je kan helpen de vragen te beantwoorden waarvoor je nu gesteld wordt.
Het klinkt voor de hand liggend: met de kennis van toen het heden willen begrijpen. Maar het tegendeel is waar: er lijkt bijna een taboe te rusten op het verbinden van die herinneringen aan de werkelijkheid van vandaag. Dan wordt er gezegd : “Ze halen de oorlog er weer bij”.
Laat ik er vandaag geen misverstand over laten bestaan: ik heb de oorlog niet meegemaakt, maar ik heb hem wel meegekregen. Ik hoef de oorlog er niet bij te halen, het lot van vorige generaties zit in mij. In het joodse gezin waarin ik opgroeide was het verhaal van de oorlog nooit ver weg. In die verhalen, door mijn moeder steeds opnieuw verteld, ging de indringende behoefte schuil niet te vergeten. Om zoveel als dat maar kon de band vast te houden met het vermoorde deel van onze familie. Maar steeds opnieuw waren daar ook de verhalen over de mensen die hun leven voor mijn ouders en mijn oudste broer in de waagschaal hadden gesteld. De gereformeerde boeren in Friesland die hen onderdak boden. Maar ook Jan de Vries, die vertegenwoordiger was voor de zaak van mijn vader. Toen hij dreigde aangehouden te worden was hij op weg naar mijn ondergedoken ouders. Met het valse persoonsbewijs voor mijn vader op zak. Hij kon dat hele persoonsbewijs nog net op tijd opeten voor hij werd gearresteerd. Als mijn moeder het verhaal later vertelde wachtte ze hier meestal even. Om toe te voegen “ Ja, met foto en al…”
We herdenken de gebeurtenissen en de daden die we niet willen vergeten. Maar door dat te doen kijken we ook naar onszelf. De vraag is dus niet alleen “Wie was Hannie Schaft?” en “ wat heeft ze gedaan? “, de vraag is ook “wie zijn wij?” en “wat doen wij?” Die oriëntatie op het verleden gaat daarmee ook over de toekomst. Alleen wie weet waar hij vandaan komt vindt de weg die hij moet gaan.
Als mijn tante Ruth, die Auschwitz overleefde, enkele decennia geleden in een winkel staat, ziet een jongen naast haar het nummer dat in het kamp op haar arm is ingebrand. “Is dat uw gironummer ?” vraagt hij. We willen niet dat het brandmerken van mensen en de systematische moord die er op volgde wordt vergeten. Daarom herdenken wij.
Hannie Schaft zag wat er gebeurde, het isolement waarin haar joodse vriendinnen kwamen te verkeren, hun discriminatie en uitsluiting, en hun dreigende deportatie, als ze niet onder konden duiken. Ze kon niet berusten in wat ze zag, wilde zich te weer stellen. En dat deed ze, samen met gelijkgestemden.
Door zich te verzetten verdedigde zij fundamentele vrijheden. Ze voelde en begreep: tot hier en niet verder!
Wat maakt dat mensen een streep in het zand trekken? Toen, onder levensbedreigende omstandigheden. En nu, in vrijheid? In volle vrijheid. Zoveel is zeker, veel mensen die in de oorlog verzet pleegden leefden vanuit een actief normbesef. Soms van politieke aard, zoals Hannie’s communistische overtuiging. Soms, zoals bij de mensen die mijn ouders en oudste broer het leven redden, uit een diep doorleefd religieus besef. Wat zij zondags in de gereformeerde kerk beleden, had voor hen in het doordeweekse leven betekenis.
Wanneer de werkelijkheid buiten , het samenleven, zich ingrijpend wijzigt moeten wij onze weg vinden in een doolhof van nieuwe feiten, emoties, soms zelfs bedreigingen. Hannie Schaft besefte onder de Duitse bezetting in 1943 meteen dat zij de Loyaliteitsverklaring niet kon tekenen, al wist ze ook dat ‘niet tekenen’ consequenties zou hebben, o.a. voor haar studie. Maar het idee dat zij zich, zoals de verklaring eiste, naar eer en geweten zou onthouden van iedere handeling gericht tegen het Duitsche Rijk en de Duitsche weermacht, dat idee was voor haar onverdraaglijk.
Een actief normbesef plaatst je voor dilemma’s, eist het maken van een bewuste afweging. Een actief normbesef laat je niet met rust. Daarbij lijkt me bepalend of mensen de waarden en omgangsvormen die zij persoonlijk hanteren ook toe kunnen passen in hun oordeel over maatschappelijke vraagstukken. Kunnen ze van binnen naar buiten kijken? Voor Hannie Schaft is haar omgang met haar joodse vriendinnen, het belang dat zij toekende aan die band, van grote betekenis geweest voor haar oordeel over de Duitse bezetting en voor haar eigen handelen. Het persoonlijke en het politieke gaven elkaar betekenis; het een niet zonder het ander.
Wij herdenken de moed van haar en haar kameraden niet alleen omdat wij die niet willen vergeten. Maar ook omdat die moed ons vandaag inspireert. Betekenis heeft voor onze eigen verhouding tot hetgeen zich nu in onze samenleving voltrekt.
We vinden het niet altijd eenvoudig een betekenisvolle verbinding te leggen tussen wat wij in ons persoonlijk leven passend vinden en ons oordeel over grote maatschappelijke vragen. Die spanning tussen het persoonlijke en de politiek komt scherp tot uitdrukking in het asielvraagstuk. Zolang over asielzoekers in algemene termen wordt gesproken, over aantallen, over procedures, over de opvang, blijven velen van ons buitenstaander, toeschouwer. Zolang asielzoekers ‘zij’ zijn hebben ‘wij’ makkelijk praten. Maar zodra het om een kind gaat in de klas van onze eigen kinderen, een gezin bij ons in de straat, wordt dat anders.
We zeggen dan: ‘het vraagstuk krijgt een gezicht’. Maar wat er eigenlijk gebeurt is dat we de waarden die we in ons persoonlijk leven van groot belang vinden toepassen op de ander, met wiens leven we ons dan wèl kunnen identificeren. Dan leven we naar de norm, die in alle wereldgodsdiensten is terug te vinden: behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Dan is het persoonlijke niet alleen politiek, maar dan maken we het politieke ook persoonlijk. Dan worden we van toeschouwer een handelend mens, dan nemen wij verantwoordelijkheid, dan trekken we een streep in het zand. En dat zijn dan nu – vergeleken met de gebeurtenissen die wij vandaag herdenken – geen heldendaden, we worden voor onze actieve betrokkenheid niet vervolgd, ons leven staat niet op het spel. We kunnen handelen in vrijheid, in volle vrijheid.
Des te opmerkelijker is het hoezeer velen toeschouwer blijven bij maatschappelijke ontwikkelingen die wel degelijk nu of op termijn grote consequenties kunnen hebben voor onze samenleving, met name voor het vreedzaam samenleven. Als een politieke partij in het verkiezingsprogramma opneemt alle moskeeën te willen sluiten wordt meestal met gelaten schouderophalen gereageerd. Misschien stellen we ons geweten gerust met de gedachte dat het zo’n vaart niet zal lopen, er is voor een dergelijke uitholling van de vrijheid van godsdienst immers geen meerderheid in ons land. Maar fundamentele rechten kunnen ook sluipend worden vergruizeld ; dat gebeurt als onze Grondwet niet actief wordt verdedigd. Als de scheiding tussen ‘wij’ en ‘zij’ ons het zicht op fundamentele waarden ontneemt. Dan gaat het over hùn moskeeën niet over grondrechten die voor ons allen gelden.
Ik werd na die afschuwelijk aanslag in Pittsburg op een synagoge getroffen door reacties vanuit de moslimgemeenschap in die stad. De strekking was: een aanslag op een godshuis is aanslag op alle godshuizen. Ze maakten geen onderscheid tussen een aanslag op een synagoge of op een moskee. Letterlijk werd gezegd: als jullie je onveilig voelen, roep ons dan, want dan zijn we er voor jullie. Ik denk dat weinig reacties de Joden in Pittsburg zo goed hebben gedaan als deze.
Die ondeelbare vrijheid, dat principiële weigeren te spreken in ‘wij’ en ‘zij’ , dat gedenken wij vandaag. Hannie Schaft kon niet accepteren dat voor haar joodse vriendinnen andere regels zouden gelden dan voor haarzelf. Het morele besef dat groepen niet apart mogen worden gezet, geïsoleerd mogen worden, tegen elkaar uitgespeeld, daarvoor staat de geschiedenis van Hannie Schaft en haar kameraden.
Wie zich door die houding toen vandaag laat inspireren haalt de oorlog er niet bij, maar die eert de mensen van het verzet omdat zij waarden vertegenwoordigden die ook vandaag onze inzet vragen. Bijvoorbeeld de waarde dat het ons niet vrij staat te discrimineren, de vrijheid van godsdienst selectief toe te passen. Die verdediging van grondrechten is niet zonder dilemma’s. Geen enkel grondrecht is onbeperkt. Ieders verantwoordelijkheid jegens de wet blijft ook bij het uitoefenen van een grondrecht in tact. De vrijheid van godsdienst vraagt het onbelemmerd mogen uitoefenen van een geloof. Maar wie bijvoorbeeld tijdens een godsdienstoefening oproept tot gewapende strijd kan de strafrechter tegenkomen.
De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel grondrecht, maar dat recht is net als de andere grondrechten niet onbeperkt. Wie die ruimte gebruikt om feitelijk op te roepen tot discriminatie of vreemdelingenhaat, kan zich voor de rechter moeten verantwoorden. Het verdedigen van onze Grondwet betekent ook uitdragen dat er geen hiërarchie bestaat tussen grondrechten, zoals sommige gedreven deelnemers aan het maatschappelijke debat lijken te denken. De vrijheid van meningsuiting is geen vrijbrief om andere essentiële vrijheden, bijvoorbeeld de vrijheid van godsdienst of de vrijheid van onderwijs, te schenden.
We eren vandaag Hannie Schaft en haar kameraden niet alleen om wat ze deden in het verleden. Maar ook omdat zij ons vandaag de weg wijzen. Naar ieders gelijkheid voor de wet. Naar het verdedigen van grondrechten, het bestrijden van discriminatie, het weigeren te denken in ‘wij’ en ‘zij’. Verantwoordelijkheden nemen mèt de ander, en als het nodig is, als wezenlijke normen worden geschonden: je verzetten.
Vandaag eren wij de doden van het verzet door te spreken over ònze omgang met de levenden.
Als iets vandaag de vrijheid bedreigt, dan is het de oprukkende ongelijkheid tussen mensen, en de daarmee samenhangende oprukkende onverschilligheid over het wel en wee van wat in een grenzenloze wereld onze naaste buren zijn. (…) Waar de ongelijkheid toeneemt, worden mensen uitgenodigd voor zichzelf en tegen anderen te kiezen, en komt onze gezamenlijke vrijheid in gevaar.’
Prof. dr. Alexander Rinnooy Kan, hoogleraar economie en bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam en Eerste Kamerlid voor D66, hield op 26 november 2017 de Hannie Schaftlezing. Lees de tekst van de lezing hieronder of bekijk de video.
Op 17 april 1945 werd Hannie Schaft in de Overveense duinen doodgeschoten. Zij was een van de laatst geëxecuteerde leden van het verzet, zo hevig gehaat en zo lang gezocht door de bezetters dat dit lot haar ook als vrouw niet bleef bespaard. De capitulatie van de Duitsers, minder dan drie weken later, heeft zij zo net niet meegemaakt. Eerder tijdens de oorlog fantaseerden de leden van haar verzetsgroep over wat ze dan, na de bevrijding, zouden gaan doen. Zij wist het zelf eigenlijk niet, en zei, naar overlevering een beetje dromerig: “Het Is net of ik het einde niet zie, (…) alsof er een groot doek valt.” Dat doek viel: het was het einde van een kort, al te kort, en bijzonder leven.
Hannie Schaft is niet vergeten. Ooit voorspelde zij dat zij nog eens begraven zou worden “in een mooie kist met de driekleur er overheen en de koningin erbij”. Die voorspelling is uitgekomen. Haar herbegrafenis op de Erebegraafplaats Bloemendaal was een nationaal evenement en trok enorme belangstelling. Zo werd zij, zo is zij nog steeds een van de iconen van het Nederlandse verzet, een nationaal symbool. Over haar leven is gerapporteerd en hier en daar royaal gefantaseerd in diverse boeken. Renée Soutendijk speelde haar in de film “Het meisje met het rode haar”, die in en buiten Nederland door bijna anderhalf miljoen bezoekers werd gezien. Een musical met dezelfde titel trok ook volle zalen. En nog steeds wordt zij in haar stad, Haarlem, elk jaar indringend herdacht rond de datum van haar begrafenis.
Wat maakt Hannie Schaft zo bijzonder, zo onvergetelijk? Misschien is het voor een deel het romantische beeld van het knappe roodharige meisje en haar koelbloedige, al even aantrekkelijke partner Jan Bonekamp, samen met wie zij geen tegenstander leek te duchten en geen risico leek te schuwen: een onweerstaanbare heldin. Die beeldvorming zij haar nagedachtenis van harte gegund. Laat Hannie Schaft in die rol ons dan vooral ook herinneren aan de prominente bijdrage van zo vele vrouwen aan het Nederlandse verzet, een bijdrage die in de standaardgeschiedenis van Lou de Jong nauwelijks wordt belicht. De meeste van de dankzij hem nu nog bekende verzetsstrijders zijn dan ook mannen, op een enkele uitzondering na: naast Hannie Schaft bijvoorbeeld Reina Prinsen Geerligs, naar wie door haar ouders een literaire prijs werd vernoemd, Helena Kuipers (“Tante Riek”), die duizenden gereformeerde onderduikadressen organiseerde, en Joke Folmer, die honderden piloten hielp te ontsnappen aan Duitse krijgsgevangenschap. Stuk voor stuk heroïsche voorbeelden van verzet, die komen bovenop het veelal anonieme maar grootschalige werk dat zoveel huisvrouwen deden bij de opvang van onderduikers en zoveel koeriersters bij de distributie per fiets van verzetskranten en ander clandestien materiaal. Mijn tante was een van hen. Nog vele jaren later vertelde zij mij nog wel eens over de enorme druk waaronder zij leefde, de herhaalde spanning om aangehouden en betrapt te worden. De psychologische sporen daarvan verdwenen nooit helemaal, de nachtmerries bleven komen. Niet alleen de mannen, maar ook de vrouwen die deelnamen aan het verzet betaalden daar vaak een levenslange prijs voor. Na de oorlog, schrijft Hannie Schaft zelf, ga ik eerst maar “in een hoekje zitten huilen”.
Hannie Schaft, deze bijzondere vrouw, ging tot het uiterste in haar verzetswerk. Naast al haar koeriersactiviteiten spioneerde zij in het kustgebied van IJmuiden, stal en vervalste zij persoonsbewijzen, en hielp zij Joodse kinderen om onder te duiken. Maar wat haar daarnaast zo uitzonderlijk maakte was haar nauwe betrokkenheid bij de liquidatie van vele foute Nederlanders. Met een vastberadenheid die weinigen werd gegund, wachtte zij hen op, met Jan Bonekamp of met haar als jongen verklede vriendin Truus Oversteegen. Zij bracht hen met een aantal pistoolschoten om het leven en wist keer op keer te ontkomen. De kennismaking met de dood viel haar niet mee, gaf ze een keer toe, maar toch: ze twijfelde niet. Dit waren slechte mensen die nog meer onschuldige slachtoffers zouden gaan maken; er was geen keus.
De liquidaties waren niet onomstreden en werden tot in het illegale blad Trouw bekritiseerd. Wat dreef haar tot deze harde opstelling en hield haar gemotiveerd? De verleiding is groot de verklaring deels te zoeken in haar politieke opvattingen. Als, in een behoorlijke vereenvoudiging van de werkelijkheid, het Nederlandse verzet gezegd kan worden te zijn ontstaan uit de gereformeerden en de communisten, dan behoorde Hannie Schaft zeker tot de laatste van die twee groepen. De Raad van Verzet in Haarlem, waarbinnen zij functioneerde, was niet exclusief communistisch maar wel uitgesproken links en ideologisch gedisciplineerd. Fanatiek in de heilsleer was zij zeker niet; idealen van solidariteit en gelijkheid koesterde zij zeker wel. Maar wie zou daar geen begrip en waardering voor hebben als bron van kracht in de oorlogsjaren, en niet betreuren dat zij daaraan geen naoorlogs vervolg heeft kunnen geven?
Zo tekent zich meer dan zeventig jaar na haar haastige executie op de valreep van de oorlog een onverminderd intrigerend beeld af van Hannie Schaft: toegewijd, consequent, loyaal, een fanatieke strijdster voor de vrijheid van Nederland die voor haar zelf net te laat kwam. Zij is en wordt niet vergeten in deze stad. Om alles wat zij toen te doen had, zoals ik dat zo juist samenvatte. Maar ook om alles wat ze ons nu nog steeds te zeggen heeft, in een boodschap naar de toekomst.
Om die boodschap samen te vatten denk ik nu weer terug aan het overlijden van mijn vader. In zijn archief vond ik een grote stapel ouderwetse schoolschriften: zijn oorlogsdagboeken, uit de periode dat hij ondergedoken zat in de provincie Groningen. Ik zag ze voor het eerst.
Mijn vader had een erg moeilijk leesbaar, kriebelig handschrift. Zijn aantekeningen waren niet gemakkelijk te volgen. Al gauw begon ik te bladeren van pagina naar pagina, van schrift naar schrift, en raakte ik vooral nieuwsgierig naar de uiteindelijke ontknoping van zijn verhaal. Het werd 1944, 1945, en ik ontcijferde de eerste verwijzingen naar de Canadese troepen die oprukten door Overijssel en Drente. Het werd april, 3 mei, 4 mei. In spanning sloeg ik de bladzijde om. En daar stond op die volgende pagina, in grote, onzekere hanepoten, maar één woord: VRIJ.
Het ontroert mij nog steeds. Ik dacht toen en denk nu weer: dat is natuurlijk na die vele volgeschreven pagina’s toch de kern. Vrijheid. De vrijheid om te kunnen zeggen, denken, lezen, zien, horen, meemaken wat je wilt: om het ermee eens of oneens te zijn, om je eraan te ergeren of om op zoek te gaan naar medestanders, om er hardop iets van te vinden of eerst eens een nachtje over te slapen. Om de volgende dag van mening te veranderen en de dag daarna weer terug. Om het enorme onzin te vinden en een week later daar weer spijt van te hebben. Om eerst goed te willen begrijpen wat anderen ervan denken, aan tafel of in de auto of voor de tv, en het daar dan hartgrondig mee oneens te zijn. Of het daar juist enorm mee eens te zijn, en onmiddellijk een actiegroep te beginnen of een website en daarmee in de krant of op de radio of bij Eva Jinek te willen komen. Of om gewoon geen mening te hebben, het universele recht op een gebrek aan eigen mening, dat in Nederland overigens vrij zelden wordt uitgeoefend.
Hannie Schaft herinnert ons er elk jaar in de allereerste plaats weer aan dat die kostbare vrijheid niet vanzelf spreekt. Dat hij hard bevochten is tijdens die vijf oorlogsjaren, buiten Nederland door die Canadezen en al hun Geallieerde bondgenoten, binnen Nederland door al degenen die hun leven offerden of daar tot vandaag de dag de gevolgen van ondervinden. Aan mijn generatie is het historisch unieke voorrecht gegund om hier, in en dankzij Europa, een mensenleven meegemaakt te hebben zonder enige oorlogsvoering. Dat kan niet anders dan impliceren – ik ben mij daar wel van bewust – dat wij geen idee hebben van wat het echt betekent om een bezetting mee te maken, om rechteloos en machteloos te zijn, om het echte nieuws vervangen te zien door perverse propaganda. Maar dat legt ons juist de extra plicht om die herinnering naar beste vermogen in stand te houden, om met verhalen te blijven komen over hoe de oorlog is verdwenen, en om die duizend malen te vertellen als herinnering aan waar Hannie Schaft voor stond.
Dat is geschiedenis, vaderlandse geschiedenis, maar het is meer dan dat. Wij weten allemaal dat het gevecht om de vrijheid nog dagelijks wordt gevoerd in vele andere landen, tot aan de rand van Europa, en dat wij ons bevoorrecht moeten voelen voor elk jaar dat dat gevecht fysiek buiten onze grenzen blijft. Wij weten dat wij deel uitmaken van een wereld waarin geweld niet valt weg te denken, waarin wij niet mogen uitsluiten dat het zich opnieuw tot ons zal richten, en waarin wij gehouden zijn de slachtoffers ervan te behandelen zoals wij dan zelf behandeld zouden willen worden. Voor elk Joods kind door Hannie Schaft gered loopt een kind in Afrika gevaar, wordt een gezin in het Midden Oosten gespleten, worden mensen ergens ter wereld door geweld weggejaagd en voegen zij zich in de gestage stroom van vluchtelingen die onze kant uit zal blijven komen. De verschrikking die oorlog heet gaat wereldwijd in volle hevigheid door.
Hannie Schaft was betrokken bij de strijd tegen het onrecht, en vraagt ons betrokken te willen blijven op een manier die elk van ons het beste past, door oog te blijven hebben voor het voorrechten van onze eigen bevrijding. Bevoorrecht, dat zijn wij. Onze democratische vrijheden worden in dit land niet wezenlijk bedreigd, in het bijzonder niet de vrijheid om te zeggen wat we willen zeggen. In de wereld van Trump, Putin en Erdogan spreekt dat voorrecht al helemaal niet vanzelf. Het goede nieuws over de democratie is weliswaar dat het aantal democratieën wereldwijd hoger is dan ooit tevoren, maar het slechte nieuws is dat de democratische praktijk in veel van die landen, inclusief de drie genoemde, ernstig onder druk staat. Democratie is geen rustig bezit, maar voor velen nog steeds een gekoesterde wens en voor ons allen een permanente opdracht.
Het verhaal van de vrijheid is echter breder dan dat. Zo wordt de vrijheid om in alle opzichten te zijn wie je wilt zijn zelfs in Nederland nog lang niet iedereen gegund. Discriminatie op basis van herkomst, geslacht of geaardheid is een voortdurend gegeven; vooral op de arbeidsmarkt wordt dat pijnlijk zichtbaar. Dat was al zo toen ik in 1990 voorzitter werd van VNO, en heel veel beter is het, ook tot mijn schande, de afgelopen 25 jaar niet geworden. Aan de bestrijding daarvan kunnen we allemaal bijdragen; degenen van ons die, zoals ikzelf, actief zijn in de politiek al helemaal.
De inhoud van het allereerste artikel van de Grondwet is daarom goed gekozen; discriminatie is een venijnig gif. Aan morele verontwaardiging daarover is geen gebrek, en er is geen reden om te twijfelen aan de achterliggende oprechtheid ervan. Maar de praktijk is nu eenmaal weerbarstig. Geraffineerde psychologischte tests bevestigen dat een oordeel op uiterlijkheden bij iedereen diep is ingebakken. Op de werkvloer, op school, in de dagelijkse omgang, is er in Nederland nog veel te verbeteren; simpele experimenten bewijzen dat een en dezelfde sollicitatiebrief verschillend behandeld wordt al naar gelang de afzender Annie of Achmed is. Om mensen een complete kans te geven zich te presenteren zoals ze willen zijn, om hen de vrijheid van ontwikkeling en ontplooiïng te gunnen die voor velen in deze kerk – zeker voor mij – zo vanzelfsprekend was, om onszelf te bevrijden van onze eigen vooroordelen, dat is een pijnlijk actuele opgave. Voor de politiek, voor een nieuw kabinet, zeker, maar ook voor iedereen die in Nederland werkt, woont en winkelt.
De betrokkenheid van Hannie Schaft bij de strijd voor de vrijheid vloeide voort uit een diepere overtuiging, en daarin schuilt een laatste boodschap. Wij kunnen achteraf met enige verbazing kennisnemen van het bonte gezelschap aan politieke voorkeuren dat verenigd was in de Haarlemse Raad van Verzet waar zij deel van uitmaakte, van anarchisten tot Trotskisten, van socialisten en communisten tot de Dageraadsmensen van de Haarlemse Vrijdenkersvereniging. Maar dat doet niets af aan onze bewondering voor hun moed en voor de kracht van hun politieke overtuiging. Vrijheid, gelijkheid, broederschap, ze zijn alle drie even vaak misbruikt als gebruikt, maar in hun gezamenlijkheid zijn zij het krachtigste tegengif tegen de dictatuur van de nazi’s.
Het erfgoed van de achttiendeëeuwse verlichting is breed en gecompliceerd. Juist daarom is de actualiteit van de fundamentele drieslag “vrijheid, gelijkheid, broederschap” een bewijs van de blijvende kracht ervan. Als iets vandaag de vrijheid bedreigt, dan is het de oprukkende ongelijkheid tussen mensen, en de daarmee samenhangende oprukkende onverschilligheid over het wel en wee van wat in een grenzenloze wereld onze naaste buren zijn. En het is juist in die grenzenloze wereld dat het kwaad van ongelijkheid op vele plekken kon toeslaan. De globalisering heeft de welvaartverschillen tussen landen verkleind, maar binnen de meeste landen vergroot. Waar de ongelijkheid toeneemt, worden mensen uitgenodigd voor zichzelf en tegen anderen te kiezen, en komt onze gezamenlijke vrijheid in gevaar.
Vrijheid in een moderne economie is zo meer dan de vrijheid van identiteit en de bescherming tegen verticale vormen van discriminatie waarover ik eerder sprak. De aloude horizontale tweedeling tussen arbeid en kapitaal die daar dwars doorheen loopt, leek in Nederland zijn scherpte verloren te hebben, maar is wereldwijd weer in opmars. De opmerkelijke studie van Piketty bevestigt dat het naoorlogse, fatsoenlijke evenwicht tussen rijk en arm een tijdelijke uitzondering lijkt te blijven. Digitalisering en globalisering creëren samen een nieuw overwicht voor de factor kapitaal, en de aanstaande robotisering zal de emancipatie van de factor arbeid verder op de proef stellen. Dat geldt binnen Nederland voor iedereen die voor een dubbeltje geboren werd en daar blijft steken, en buiten Nederland voor iedereen die de “freedom from want”, het vrij zijn van gebrek waar Franklin Roosevelt in zijn vier vrijheden aandacht voor vroeg, nog lang niet heeft gerealiseerd. Progressieve politiek, die vasthoudt aan de fundamentele drieslag van vrijheid, gelijkheid en broederschap en die tegenwicht wil bieden aan nieuwe wereldwijde onrechten, moet dan ook veel meer willen zijn dan identiteitspolitiek alleen, zowel in een hopelijk verder integrerend Europa als in een hopelijk niet verder disintegrerend Amerika.
De vijand waar Hannie Schaft tegen streed en tegen sneuvelde kwam in de nacht van 9 op 10 mei 1940. Niet onvoorspeld, toch verrassend en onverwacht. Ons naoorlogse land vierde opgelucht zijn vrijheid door te kiezen voor gelijkheid en solidariteit, en wist daar ook in tijden van globalisering naar internationale norm uitzonderlijk goed aan vast te houden. Het is niet moeilijk te voorspellen dat juist die traditie de komende jaren verder op de proef zal worden gesteld. Hier in Haarlem, waar de erfenis van de verlichting zo uitzonderlijk zichtbaar is, vraagt de nagedachtenis aan Hannie Schaft ons om ons daardoor ditmaal niet te laten verrassen en om de door haar terugveroverde vrijheid actief, in de volle breedte, te verdedigen en te verdiepen.
‘Het zijn juist deze verhalen die laten zien hoe wreed de mens kan zijn, wat intolerantie met mensen doet en waartoe die kan leiden. Vrijheid is nooit vanzelfsprekend. We moeten nu en in de toekomst pal staan voor dit kostbare goed.’
Op 27 november 2016 hield mevrouw Khadija Arib -voorzitter van de Tweede Kamer- de Hannie Schaftlezing.
Hannie Schaft-lezing 2016
Door Khadija Arib, Voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal
27 november 2016, Haarlem
Ik vind het een grote eer dat ik dit jaar de Hannie Schaft-lezing mag verzorgen… één van de meest bijzondere en moedige vrouwen uit onze Nederlandse geschiedenis. Het is verdrietig dat de oprichtster van de stichting, Truus Menger-Oversteegen, er dit jaar voor het eerst niet bij is.
Ik heb haar helaas nooit persoonlijk ontmoet. Het maakt het belang van herdenkingen als deze des te duidelijker. Het is aan ons, de volgende generatie(s), om verhalen door te geven. Ze zijn nog altijd actueel en van grote betekenis.
Dames en heren,
Als ik aan Hannie Schaft denk, denk ik altijd aan vrouwen in het verzet. Vrouwen die voor mij, en ik denk voor vele anderen, altijd een grote inspiratiebron zijn geweest.
Toen ik in Marokko was, het land waar ik ben geboren en opgegroeid, had ik er geen idee van dat vrouwen een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis. Ik ben opgevoed door vrouwen, sterke vrouwen die geen mogelijkheden hadden om te studeren, maar die moedig in het leven stonden. Zij waren en zijn nog steeds een voorbeeld voor mij.
Naarmate ik mij bewust werd van de politieke situatie in Marokko – in die tijd was Marokko een dictatuur – drong steeds tot me door dat politieke strijd bijna altijd een mannenzaak was. Pas later kwam ik erachter dat er in die tijd ook vrouwen waren die streden tegen dictatuur, onderdrukking en onrecht. Over deze vrouwen werd nauwelijks geschreven. De eerste vrouw van wie ik hoorde was een Marokkaanse jonge vrouw, die student was en zich in de jaren ’70 had aangesloten bij een marxistische beweging. Zij heette Saïda Menebhi. Zij was de eerste vrouw die als politiek gevangene werd opgepakt en zwaar gemarteld. Als protest tegen haar marteling ging zij in hongerstaking. Na 34 dagen is zij op 11 december 1977 overleden. Zij was toen 23 jaar.
Ik hoop dat u er begrip voor heeft dat Hannie Schaft mij doet denken aan Saïda Menebhi. Zij hebben in verschillende landen gewoond, hebben verschillende achtergronden, maar wat zij gemeen hebben is dat zij sterk en moedig zijn, en onrecht en onderdrukking niet accepteerden.
In Marokko wist ik weinig van de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk leerde ik er als kind over in de geschiedenisles. De oorlog werd in algemene termen uitgelegd, maar over de mensonterende omstandigheden in de vernietigingskampen werd nauwelijks gesproken. De organisatie waar Saïda Menebhi toe behoorde werd geleid door Abraham Serfaty. Hij was de leider van het verzet tegen de vorige Koning Hassan II, en was zelf van Joodse afkomst. Hij werd de Nelson Mandela van Marokko – nog steeds. Joden en Moslims leefden in Marokko vredig met en naast elkaar. Maar zowel voor Joden als Moslims stond de Tweede Wereldoorlog ver van ons af.
Pas toen ik in Nederland kwam, kreeg ik een beetje van de verschrikkelijke gebeurtenissen mee. Een deel van mijn puberteit bracht ik door in Rotterdam, maar in eerste instantie wist ik niet dat die stad haar hart had verloren door een bombardement. Later ben ik zelf op onderzoek uitgegaan, en ben ik erover gaan lezen om te begrijpen wat er was gebeurd. Ik ontdekte dat de Rotterdamse wijk ‘het Oude Noorden’ en de Agniesebuurt , waar ik een deel van mijn puberteit doorbracht, een Joodse buurt was. Daar waren de Oost-Europese Joodse immigranten naartoe gevlucht toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Wij woonden in dezelfde huizen en buurt waar zij hadden gewoond en geleefd. Ik ontdekte de verhalen achter de straten, zoals de Vijverhofstraat, waar ik dagelijks liep, en het Hofplein, waar ik heb leren fietsen. Tot op heden wonen in deze buurt veel Marokkaanse jongeren en gezinnen, en niet iedereen is zich van deze geschiedenis bewust.
De Tweede Wereldoorlog is voor mij pas helemaal gaan leven toen ik de persoonlijke verhalen van de overlevenden hoorde en er beelden bij zag. Het zijn juist deze verhalen die laten zien hoe wreed de mens kan zijn, wat intolerantie met mensen doet en waartoe die kan leiden.
Tegelijkertijd maakten deze verhalen mij duidelijk wat een groot goed het is, dat ons politieke handelen rust op principiële, gedeelde overtuigingen, zoals een gelijke behandeling van mannen en vrouwen, vrijheid van meningsuiting en levenswijze en onafhankelijke rechtspraak – allemaal gericht op een vrije, inclusieve, rechtvaardigde samenleving.
Voor de meesten van ons, en zeker voor de jongere generatie, is dit een gegeven.
Wij genieten ervan, maar staan zelden stil bij de vraag hoe het tot stand is gekomen, welke strijd ervoor is geleverd of wat het in de kern betekent.
In 1989 werd ik samen met mijn kinderen in Marokko opgepakt. Ik was in Nederland actief tegen de schending van mensenrechten in Marokko, tegen het Marokkaanse regime. Toen ik in 1989 met mijn kinderen op het vliegveld in Casablanca aankwam, werd ik gearresteerd. Op dat moment wist ik niet of ik voor dagen, maanden of jaren vast zou zitten. Ik wist niet of ik gemarteld zou worden, want daar werd mee gedreigd als ik niet zou praten, maar het waren afschuwelijke dagen. Uiteindelijk ben ik vrij gekomen. Toen voelde ik wat vrijheid betekent. Het is niet te vergelijken met wat mensen hebben moeten ondergaan voor vrijheid, vrijheid die ze soms met hun leven hebben moeten bekopen, maar pas als je onvrij bent geweest voel je hoe fundamenteel vrij-zijn is. Met mij en mijn kinderen is het goed afgelopen, maar voor verzetsstrijders was de marteling vaak veel langer en de afloop onzeker.
Democratie is de vrucht van een lange inspanning, maar behoeft ook een voortdurende inspanning om ervan te blijven genieten. Onze democratie heeft een kwetsbaarheid in zich, want zij is gebaseerd op de bereidheid om de uitkomst van de besluitvorming te respecteren. Zij heeft altijd mensen nodig die bereid zijn om ervoor te vechten. Het vergt evenveel inzet om een democratie te vestigen als om haar in stand te houden. Dit is wat veel mensen vergeten.
Dit werd mij letterlijk duidelijk toen ik in de Tweede Kamer kwam, en tijdens mijn zoektocht door de gebouwen in een ruimte in het oude ministerie van Justitie belandde. Ik bevond mij in de Handelingenkamer. Het is één van de mooiste ruimtes van ons parlement. Bijna tien meter hoog, en tot de nok toe gevuld met boeken. Onze parlementaire geschiedenis is, vanaf de allereerste vergadering van de Staten-Generaal (in 1815), in die boeken vastgelegd. Wie in die Handelingenkamer is geweest, zal één ding zijn opgevallen. Het springt onmiddellijk in het oog: de lege plank waar de verslagen van de vergaderingen in de jaren 1940-1945 hadden moeten staan. Wij noemen die plank ‘het gat in de Handelingen’.
In 1940 drongen de nazi’s het hart van de democratie binnen. Het Binnenhof werd het centrum van de macht van de Duitse bezetter. Er zijn nog steeds kleine dingen die ons daaraan herinneren. Bijvoorbeeld in het Logement, waar nog altijd Luftschutzraum geschreven staat op de deur die toen naar de betonnen schuilkelder leidde.
Het was een tijd van onderdrukking en sociale uitsluiting. Groepen mensen kregen een collectieve identiteit opgedrongen. Een identiteit waar zij niet per se zelf voor hadden gekozen, maar die alle andere onderdelen van hun identiteit wegdrukte. Volgens de filosoof Spinoza is onvrijheid de mate waarin iemand wordt vervreemd van zijn eigen natuur. Misschien nog erger dan een lichamelijke straf, is het afnemen van wat je als mens ten diepste bepaalt. Je identiteit.
Dat is letterlijk wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurde met de Joden, Sinti, homoseksuelen en mensen met een beperking. Hun eigen, individuele identiteit werd ontkend. Hun zijn werd teruggebracht tot die ene identiteit. Een identiteit die niet mocht bestaan.
Maar, hoe paradoxaal het ook klinkt, het was óók een tijd van medemenselijkheid. Omdat er mensen waren die onrecht niet accepteerden. Mensen die zich verzetten tegen het fascisme, tegen de bedreigingen en rassenhaat. Mensen zoals Hannie Schaft en haar verzetskameraden, de zussen Truus en Freddy Oversteegen. Zij waren een minderheid, maar hun invloed is van historisch belang geweest. Niet omdat zij de bezetter eigenhandig op de knieën hebben gebracht. Daarvoor was de bezetter immers te sterk. Zij gaven hun leven voor een ideaal. Voor een samenleving waar je je stem kunt laten gelden, waar al die stemmen evenveel waard zijn, waar je erop kunt vertrouwen dat vrije verkiezingen zorgvuldig verlopen, en waar je kunt terugvallen op rechtvaardige wetten en regels. Een samenleving waar je je geborgen weet en je kunt uitspreken, waar je in vrijheid kunt schrijven of publiceren, zonder achterom te hoeven kijken. Waar je kunt liefhebben wie je wil, en waar je vrij bent om te geloven of níet te geloven.
Het is cruciaal dat wij deze waarden op waarde blijven schatten; dat we ze niet voor lief nemen.
Dat is ook waarom wij ‘het gat in de Handelingen’ nooit zullen opvullen. Er zullen boeken bijkomen met de verslagen van de vergaderingen van vandaag en morgen, maar die ene plank blijft leeg. Het is een monument op zichzelf, dat ervoor zorgt dat iedereen die in de Handelingenkamer komt en omhoog kijkt, zich realiseert dat onze democratie even mooi als broos is.
Op eenzelfde manier blijft Hannie Schaft een icoon. Een icoon dat tijd en grenzen overstijgt.
Zij geloofde dat je de beschaving van een samenleving kunt aflezen aan de manier waarop wij met andersdenkenden omgaan. Het is belangrijk dat wij haar verhaal levend houden. Er zijn steeds minder mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf hebben meegemaakt, die uit eerste hand kunnen vertellen hoe het is geweest. Truus Oversteegen overleed in juni van dit jaar, en iets daarvoor Jules Schelvis, de laatste Nederlander die Sobibor overleefde. Het is aan ons om hun verhalen door te geven. In een documentaire over Hannie Schaft onderstreepte Truus Oversteegen hoe belangrijk dat is. Zij zei dat herdenkingen noodzakelijk zijn, omdat – en ik citeer – “alle tegenwoordige bedreigingen voor de mensheid niet zomaar zijn weg te vagen.”
Natuurlijk, tijden zijn veranderd. Wij kennen, gelukkig, al meer dan zeventig jaar geen oorlog meer. Zo angstig, bedreigend en onmenselijk als het tóen was, wordt het hopelijk nooit meer.
De tegenwoordige bedreigingen hebben een andere intensiteit, en een andere impact op onze samenleving. Maar de verhalen van toen en de lessen die wij daaruit kunnen trekken zijn, ik zei het al eerder, nog altijd actueel en van betekenis.
Nog steeds worden jongeren met een andere afkomst geweigerd bij uitgaansgelegenheden.
Nog steeds ervaren mensen met een andere huidskleur dat ze worden afgewezen bij sollicitaties.
En nog steeds wordt mij persoonlijk gevraagd waar mijn loyaliteit ligt – in Marokko of in Nederland. Alsof je geen volwaardig Nederlander bent als je wortels ergens anders liggen, als je ook een andere nationaliteit of paspoort hebt. Alsof je je achtergrond, een deel van je identiteit zou moeten uitwissen, om volledig te worden opgenomen. Je kunt mijn jeugd niet uit mij halen. Een identiteit is niet statisch of eendimensionaal. Ik ben vrouw, moeder, grootmoeder, Kamervoorzitter. Als ik in Marokko ben mis ik Nederland. Als ik in Nederland ben kan ik naar Marokko verlangen.
In de jaren ’60 is Nederland ontzuild. In plaats van katholiek, protestant, liberaal of socialist, werden mensen in de eerste en tweede plaats Nederlander. Maar ik zie een nieuwe verzuiling ontstaan. Namelijk van mensen met een Nederlandse achtergrond tegenover mensen met een niet Nederlandse achtergrond. Mensen trekken zich terug in hun eigen gemeenschap. Daar zit een risico. Er ontstaan scheidslijnen, verschillende kanten in onze samenleving. Deze dagen nemen wij elkaar de maat over de vraag of je wel of niet Nederlands bent. Of je wel of niet loyaal bent. Aan Nederland of juist aan het land van herkomst. Migranten worden onderworpen aan twee loyaliteits-testen. Aan Marokkaanse of Turkse Nederlanders wordt door de ene groep gevraagd of zij loyaal zijn aan Nederland; vervolgens krijgen zij van de andere groep de vraag om hun loyaliteit te verklaren aan Marokko of Turkije. Het gaat er allemaal om of je wel Nederlands, Marokkaans, Turks of Islamitisch genoeg bent.
Stephan Sanders, een journalist bij Vrij Nederland, noemde het ‘sociale lynching’. Grote woorden, zei hij zelf ook, maar hij vond het de moeite waard om het te benoemen. Wat Sanders zegt is dat er tegenwoordig, ook in de politiek, te vaak wordt gedacht in groepen, waarbinnen anders zijn of anders denken eigenlijk niet wordt geaccepteerd. Het mooie van Nederland is dat een persoon niet wordt gereduceerd tot loyaliteit aan diens land, leider of volk. Wij zijn meer dan dat. En bovendien: wat is loyaliteit waard als deze onder druk wordt betoond? Dan creëer je geen loyale burgers maar een ja-knikkende massa. Dan is de democratie verloren. Een democratie vergt actieve burgers. Ja, zelfs boze burgers.
Dames en heren,
Ik wil afsluiten met een programma dat ik onlangs op televisie zag, en dat ik wel een mooie illustratie vind van wat ik vandaag wil meegeven. Het programma ‘Verborgen Verleden’ gaat steeds over een bekende Nederlander die op zoek gaat naar zijn of haar herkomst. In dit geval ging het over de acteur Jeroen Krabbé. Hij heeft een Joodse achtergrond. Hij vermoedde dat zijn oorsprong in Portugal lag, en dat zijn voorouders ten tijde van de inquisitie naar het noorden zijn gevlucht. Maar zijn reis door zijn geschiedenis liep anders. Zijn moeder bleek Sefardische wortels te hebben. Veel van haar voorouders woonden aan de westkust van Marokko. Jeroen Krabbé vond het fantastisch. “Het komt samen”, zei hij erover. “Op een dag komen mensen uit de woestijn. Omdat ze vervolgd worden strijken ze in Marokko neer. Dan stappen ze op een bootje naar Amsterdam, omdat dat een vrije stad is. En daar mengt het zich, verdicht het zich. Culturen gaan door elkaar heen.”
Ik denk dat voor de meesten van ons geldt dat wij – als wij op zoek gaan naar onze geschiedenis – uitkomen bij andere achtergronden dan we zelf hadden verwacht. Je bent nooit het één of het ander. Jeroen Krabbé kon zelfs een Marokkaans paspoort aanvragen, maar met of zonder Marokkaans paspoort… het zegt niets over zijn loyaliteit. Het maakt hem niet minder zichzelf.
Democratie betekent vrijheid, en vrijheid betekent zelfexpressie. Het is aan ons om daar de ruimte voor te creëren, om ervoor te zorgen dat iedereen kan zijn wie hij of zij ten diepste is.
Niet als collectief of als onderdeel van een groep, maar als individu, met eigen opvattingen, ideeën en dromen – een eigen identiteit. Voor die vrijheid is hard gestreden, door mannen én vrouwen. Wij zijn schatplichtig aan hen. En met ‘wij’ bedoel ik niet alleen de politiek. Het is een verantwoordelijkheid voor ons allemaal, om open te staan en ons te verplaatsen in de ander, zodat iedereen, ongeacht afkomst of geloof, zichzelf kan zijn.
Dames en heren,
Ik denk aan die lege plank. Moge die altijd leeg blijven als aandenken aan de broosheid van de democratie. En nog belangrijker: mogen de andere planken nog eeuwig bijgevuld blijven. Ik dank Hannie Schaft omdat zij haar leven heeft gegeven voor onze vrijheid.
‘Als kind werd ons altijd ingepeperd dat mijn grootvader geen held was, maar gewoon zijn plicht deed. In oorlogstijd gaan vaders in het verzet en dan dood. Dat was mijn beeld als kind. Pas toen ik zelf de leeftijd had die mijn grootvader bereikte, en mijn kinderen de leeftijd van zijn vader en zijn zussen besefte ik hoe groot het offer was. Zo vanzelfsprekend waren die oorlogskeuzen niet.’
Hannie Schaft-lezing 2015
Door Subrand Buma, fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
29 november 2015, Haarlem
Dit jaar herdenken wij dat 70 jaar geleden een einde kwam aan de tweede wereldoorlog. Zeventig jaar geleden ook werd Hannie Schaft, in de laatste weken voor de bevrijding, in de duinen bij Bloemendaal gefusilleerd. Op 27 november 1945, afgelopen vrijdag 70 jaar geleden werd zij herbegraven op de erebegraafplaats in Overveen. Voor mijn generatie is Hannie Schaft vooral “Het meisje met het rode haar”. De oorlogsfilm uit 1981 met in de hoofdrol Renée Stoutendijk. In de jaren zeventig en tachtig werd de bioscoop bestookt met oorlogsfilms. Een brug te ver, Soldaat van Oranje, de Aanslag. Spannende verhalen, allemaal kaskrakers. Gebaseerd op ware verhalen, maar wel geromantiseerd. De oorlog was in werkelijkheid alles behalve een spannende film. Niet iedereen zat in het verzet. Heldendom was veel schaarser dan de films deden vermoeden. De oorlog was vooral een tijd van angst en gebrek. Voor de meeste Nederlanders een kwestie van zo stilletjes mogelijk proberen te overleven.
Hannie Schaft was wel zo’n held uit het verzet. Daarom haar rustplaats op het ereveld in Overveen. Maar na de oorlog werd haar vooraanstaande rol in het verzet lange tijd ambivalent herdacht. Tijdens de Koude Oorlog was de nagedachtenis van Hannie Schaft onderdeel van het getouwtrek rond de historie van het verzet tussen de verschillende blokken. Ze was na de oorlog ineens niet in de eerste plaats een Nederlandse, maar vooral een communistische verzetsvrouw. In de DDR kwam in 1962 een postzegel met haar beeltenis uit. In Nederland werd pas in 1982, een jaar na de film, een monument voor haar opgericht.
In mijn familie is het verzet altijd verbonden geweest met de naam van mijn grootvader, Sybrand Marinus van Haersma Buma. Bij het uitbreken van de oorlog was hij 36 jaar oud. Burgemeester van de Friese plattelandsgemeente Wymbritseradiel. Rechten gestudeerd, Lid van de CHU, geleid door de drie eenheid: God, Oranje, Nederland. Afkomstig uit een oude Friese bestuurdersfamilie. Voor de oorlog stond zijn politieke overtuiging haaks op die van Hannie Schaft. Maar als het ging om het verdedigen van onze vrijheid kwam hij tot dezelfde conclusie: Het nationaal socialisme was een kwaad waar geen compromis kon worden gesloten maar wat moest worden bestreden. Met woord én daad.
Mijn grootvader motiveerde dat vanuit een sterk historisch besef van de worteling van de democratie en de monarchie in de Christelijke Nederlandse traditie. Het was het besef dat ontleend was aan de Nederlandse vrijheidsstrijd uit de 16 e eeuw: een volk is alleen gehoorzaamheid zijn aan zijn leiders verplicht, als die leiders vanuit hun overtuiging het volk dienen. Het is de basis van het Plakkaet van Verlatinghe, waarmee de Staten Generaal in 1581 de Spaanse koning afzwoeren. Dat historisch gewortelde besef van verantwoordelijkheid en tolerantie verdroeg zich niet met de nderdrukking en dictatuur van het Nazisme.
Hannie Schaft en mijn grootvader hebben elkaar nooit ontmoet. Ze leefden voor de oorlog in totaal andere werelden. Maar tijdens de oorlog streden zij dezelfde strijd. En uiteindelijk deelden ze hetzelfde lot.
Mijn grootvader nam na de Duitse inval meteen in woord en geschrift afstand van de bezetter. Hij begon met het opzetten van een ondergronds netwerk en regelde adressen voor onderduikers. In februari 1941 werd hij tijdens een door de SS bijeengeroepen bijeenkomst voor Friese burgemeesters gearresteerd. De aanklacht was dat hij een zilveren uitgesneden Wilhelminadubbeltje op zijn revers droeg. Na drie dagen kon hij vrij komen. Hij hoefde alleen te verklaren dat hij de beeltenis van zijn “ehemalige Königin” had gedragen. Hij weigerde. Wilhelmina was volgens hem nog steeds zijn Koningin. De Duitsers stemden verrassend genoeg toe, het woord ehemalige mocht eruit. En op 6 februari 1941, de dag van de Elfstedentocht, kwam hij vrij. Maar de Duitsers hadden hem nu in het vizier. In mei werd hij thuis gearresteerd. Hij werd naar de Scheveningse strafgevangenis, het beruchte Oranjehotel gebracht. Daar zat hij ruim een jaar. In het najaar van 1942 was hij plots verdwenen. Niemand wist waar heen. Hij bleek naar het concentratiekamp Amersfoort te zijn getransporteerd. Ook daar vandaan verdween hij. De familie hoorde niets meer, tot er een overlijdensbericht kwam uit het Duitse Neuengamme, een concentratiekamp vlak bij Hamburg. Daar bleek hij op 11 december 1942, drie weken voor zijn 39 e verjaardag te zijn bezweken aan de ontberingen. Hij liet een vrouw met vier kinderen achter, de oudste, mijn vader was 10, de jongste 2.
Tot op de dag van vandaag komen er soms nog nieuwe feiten uit die tijd boven water. Dit voorjaar kreeg ik een brief van een oude dame die als kind opgroeide in de gemeente waar mijn grootvader burgemeester was. Ze stuurde een foto mee waarop zij met haar zus bij de installatie van mijn grootvader in 1938 bloemen aan mijn grootmoeder gaf. Hen was deze eer te beurt gevallen omdat hun vader gemeenteambtenaar was.
Maar ze schreef meer: Na 1940 kwam ze soms ook op zaterdag met haar vader naar het gemeentehuis. Dan zette ze voor mijn grootvader vingerafdrukken in vervalste persoonsbewijzen. Dit detail van mijn grootvaders verzetswerk was bij ons nooit bekend geweest.
Als kind werd ons altijd ingepeperd dat mijn grootvader geen held was, maar gewoon zijn plicht deed. In oorlogstijd gaan vaders in het verzet en dan dood. Dat was mijn beeld als kind. Pas toen ik zelf de leeftijd had die mijn grootvader bereikte, en mijn kinderen de leeftijd van zijn vader en zijn zussen besefte ik hoe groot het offer was. Zo vanzelfsprekend waren die oorlogskeuzen niet. Steeds meer ook werd mij duidelijk dat de oorlog in het gezin van mijn vader een levenslange wond heeft geslagen.
Vandaag, 70 jaar later nog steeds.
In films is oorlog een tijd van heldendom. In werkelijkheid is het een tijd die gezinnen, families, gemeenschappen en landen uit elkaar scheurt.
Dat was zo in Nederland in de jaren 1940-45. Gelukkig hebben wij sindsdien nooit meer zo’n oorlog meegemaakt. Maar vandaag de dag woedt er oorlog in Oekraïne, Syrië en Irak. Tot op de dag van vandaag vallen overal op de wereld gezinnen, families, gemeenschappen en landen uit elkaar. Ook het leed van de huidige oorlogen zal mensen over 70 jaar nog van heel nabij achtervolgen. Het is goed om daar bij stil te staan als we de beelden op TV zien: De oorlogen van nu zullen in de levens van mensen voortwoeden tot aan het einde van deze eeuw.
Het is onvoorstelbaar, maar het is nodig om het te beseffen. Pas dan begrijp je hoe vreselijk oorlog is.
Ook ons deel van de wereld is niet vrij van bedreigingen. De MH17 viel ten prooi aan de Oekraïense oorlog. IS in Syrië bedreigt ons: De terreur komt hierheen, en jongeren gaan daarheen om mee te strijden en komen als wandelende tijdbommen weer terug. De dreiging is anders dan 70 jaar geleden. Geen buurland dat ons dreigt te overrompelen. Maar de waarden die wij te verdedigen hebben zijn dezelfde.
Wij leven in een eeuwenoude Joods christelijk humanistische waardentraditie. Het betekent dat wij respect voor de ander vanzelfsprekend vinden. Waarin vrijheid alleen bestaanbaar is met verantwoordelijkheid voor de medemens. Waarin tegenover individuele rechten ook collectieve plichten staan. Vrijheid is geen doen wat je wil, zolang de andere er geen last van heeft. Een recht opeisen voor jezelf, brengt de plicht mee de rechten van anderen net zo goed te erkennen. Het is een positieve plicht om mee verantwoordelijkheid te dragen voor het functioneren van de samenleving in zijn geheel, en om niet onverschillig te staan tegenover het lot van de ander.
In onze samenleving kunnen verschillen vreedzaam naast elkaar bestaan. Verschillen in ras, geloof, geaardheid en in politieke richting. Maar als het gaat om het beschermen van onze waarden moeten we één zijn. Zoals Hannie Schaft en mijn grootvader vanuit politiek totaal tegenstrijdige visies, één waren in hun strijd voor vrijheid en recht. Zo moet ook de samenleving van vandaag één front vormen tegen het terrorisme, radicalisme en onverdraagzaamheid. De herinnering aan oorlog en verzet kan ons daarbij ten dienst staan: onze joods christelijk humanistische traditie is een onopgeefbare traditie. Het is de basis van onze westerse samenleving waarin we in vrijheid leven maar altijd met respect voor elkaar en met verantwoordelijkheid voor de samenleving.
Met onrecht en terreur die tegen die basiswaarden in gaat kun je geen compromis sluiten: die moet je afwijzen en bestrijden. Christen, Moslim, Jood of niet gelovig, Nederlands, Surinaams Turks of Marokkaans, of wat je achtergrond ook is. Als wij die verenigde kracht kunnen opbrengen, kan onze samenleving ook de uitdagingen aan waarvoor wij nu gesteld worden.
70 jaar geleden bracht Hannie Schaft het hoogste offer. Net als mijn grootvader en ontelbare anderen. Het is onze taak de waarden waarvoor zij streden levend te houden.