‘Het zijn juist deze verhalen die laten zien hoe wreed de mens kan zijn, wat intolerantie met mensen doet en waartoe die kan leiden. Vrijheid is nooit vanzelfsprekend. We moeten nu en in de toekomst pal staan voor dit kostbare goed.’
Op 27 november 2016 hield mevrouw Khadija Arib -voorzitter van de Tweede Kamer- de Hannie Schaftlezing.
Hannie Schaft-lezing 2016
Door Khadija Arib, Voorzitter Tweede Kamer der Staten-Generaal
27 november 2016, Haarlem
Ik vind het een grote eer dat ik dit jaar de Hannie Schaft-lezing mag verzorgen… één van de meest bijzondere en moedige vrouwen uit onze Nederlandse geschiedenis. Het is verdrietig dat de oprichtster van de stichting, Truus Menger-Oversteegen, er dit jaar voor het eerst niet bij is.
Ik heb haar helaas nooit persoonlijk ontmoet. Het maakt het belang van herdenkingen als deze des te duidelijker. Het is aan ons, de volgende generatie(s), om verhalen door te geven. Ze zijn nog altijd actueel en van grote betekenis.
Dames en heren,
Als ik aan Hannie Schaft denk, denk ik altijd aan vrouwen in het verzet. Vrouwen die voor mij, en ik denk voor vele anderen, altijd een grote inspiratiebron zijn geweest.
Toen ik in Marokko was, het land waar ik ben geboren en opgegroeid, had ik er geen idee van dat vrouwen een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis. Ik ben opgevoed door vrouwen, sterke vrouwen die geen mogelijkheden hadden om te studeren, maar die moedig in het leven stonden. Zij waren en zijn nog steeds een voorbeeld voor mij.
Naarmate ik mij bewust werd van de politieke situatie in Marokko – in die tijd was Marokko een dictatuur – drong steeds tot me door dat politieke strijd bijna altijd een mannenzaak was. Pas later kwam ik erachter dat er in die tijd ook vrouwen waren die streden tegen dictatuur, onderdrukking en onrecht. Over deze vrouwen werd nauwelijks geschreven. De eerste vrouw van wie ik hoorde was een Marokkaanse jonge vrouw, die student was en zich in de jaren ’70 had aangesloten bij een marxistische beweging. Zij heette Saïda Menebhi. Zij was de eerste vrouw die als politiek gevangene werd opgepakt en zwaar gemarteld. Als protest tegen haar marteling ging zij in hongerstaking. Na 34 dagen is zij op 11 december 1977 overleden. Zij was toen 23 jaar.
Ik hoop dat u er begrip voor heeft dat Hannie Schaft mij doet denken aan Saïda Menebhi. Zij hebben in verschillende landen gewoond, hebben verschillende achtergronden, maar wat zij gemeen hebben is dat zij sterk en moedig zijn, en onrecht en onderdrukking niet accepteerden.
In Marokko wist ik weinig van de Tweede Wereldoorlog. Natuurlijk leerde ik er als kind over in de geschiedenisles. De oorlog werd in algemene termen uitgelegd, maar over de mensonterende omstandigheden in de vernietigingskampen werd nauwelijks gesproken. De organisatie waar Saïda Menebhi toe behoorde werd geleid door Abraham Serfaty. Hij was de leider van het verzet tegen de vorige Koning Hassan II, en was zelf van Joodse afkomst. Hij werd de Nelson Mandela van Marokko – nog steeds. Joden en Moslims leefden in Marokko vredig met en naast elkaar. Maar zowel voor Joden als Moslims stond de Tweede Wereldoorlog ver van ons af.
Pas toen ik in Nederland kwam, kreeg ik een beetje van de verschrikkelijke gebeurtenissen mee. Een deel van mijn puberteit bracht ik door in Rotterdam, maar in eerste instantie wist ik niet dat die stad haar hart had verloren door een bombardement. Later ben ik zelf op onderzoek uitgegaan, en ben ik erover gaan lezen om te begrijpen wat er was gebeurd. Ik ontdekte dat de Rotterdamse wijk ‘het Oude Noorden’ en de Agniesebuurt , waar ik een deel van mijn puberteit doorbracht, een Joodse buurt was. Daar waren de Oost-Europese Joodse immigranten naartoe gevlucht toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Wij woonden in dezelfde huizen en buurt waar zij hadden gewoond en geleefd. Ik ontdekte de verhalen achter de straten, zoals de Vijverhofstraat, waar ik dagelijks liep, en het Hofplein, waar ik heb leren fietsen. Tot op heden wonen in deze buurt veel Marokkaanse jongeren en gezinnen, en niet iedereen is zich van deze geschiedenis bewust.
De Tweede Wereldoorlog is voor mij pas helemaal gaan leven toen ik de persoonlijke verhalen van de overlevenden hoorde en er beelden bij zag. Het zijn juist deze verhalen die laten zien hoe wreed de mens kan zijn, wat intolerantie met mensen doet en waartoe die kan leiden.
Tegelijkertijd maakten deze verhalen mij duidelijk wat een groot goed het is, dat ons politieke handelen rust op principiële, gedeelde overtuigingen, zoals een gelijke behandeling van mannen en vrouwen, vrijheid van meningsuiting en levenswijze en onafhankelijke rechtspraak – allemaal gericht op een vrije, inclusieve, rechtvaardigde samenleving.
Voor de meesten van ons, en zeker voor de jongere generatie, is dit een gegeven.
Wij genieten ervan, maar staan zelden stil bij de vraag hoe het tot stand is gekomen, welke strijd ervoor is geleverd of wat het in de kern betekent.
In 1989 werd ik samen met mijn kinderen in Marokko opgepakt. Ik was in Nederland actief tegen de schending van mensenrechten in Marokko, tegen het Marokkaanse regime. Toen ik in 1989 met mijn kinderen op het vliegveld in Casablanca aankwam, werd ik gearresteerd. Op dat moment wist ik niet of ik voor dagen, maanden of jaren vast zou zitten. Ik wist niet of ik gemarteld zou worden, want daar werd mee gedreigd als ik niet zou praten, maar het waren afschuwelijke dagen. Uiteindelijk ben ik vrij gekomen. Toen voelde ik wat vrijheid betekent. Het is niet te vergelijken met wat mensen hebben moeten ondergaan voor vrijheid, vrijheid die ze soms met hun leven hebben moeten bekopen, maar pas als je onvrij bent geweest voel je hoe fundamenteel vrij-zijn is. Met mij en mijn kinderen is het goed afgelopen, maar voor verzetsstrijders was de marteling vaak veel langer en de afloop onzeker.
Democratie is de vrucht van een lange inspanning, maar behoeft ook een voortdurende inspanning om ervan te blijven genieten. Onze democratie heeft een kwetsbaarheid in zich, want zij is gebaseerd op de bereidheid om de uitkomst van de besluitvorming te respecteren. Zij heeft altijd mensen nodig die bereid zijn om ervoor te vechten. Het vergt evenveel inzet om een democratie te vestigen als om haar in stand te houden. Dit is wat veel mensen vergeten.
Dit werd mij letterlijk duidelijk toen ik in de Tweede Kamer kwam, en tijdens mijn zoektocht door de gebouwen in een ruimte in het oude ministerie van Justitie belandde. Ik bevond mij in de Handelingenkamer. Het is één van de mooiste ruimtes van ons parlement. Bijna tien meter hoog, en tot de nok toe gevuld met boeken. Onze parlementaire geschiedenis is, vanaf de allereerste vergadering van de Staten-Generaal (in 1815), in die boeken vastgelegd. Wie in die Handelingenkamer is geweest, zal één ding zijn opgevallen. Het springt onmiddellijk in het oog: de lege plank waar de verslagen van de vergaderingen in de jaren 1940-1945 hadden moeten staan. Wij noemen die plank ‘het gat in de Handelingen’.
In 1940 drongen de nazi’s het hart van de democratie binnen. Het Binnenhof werd het centrum van de macht van de Duitse bezetter. Er zijn nog steeds kleine dingen die ons daaraan herinneren. Bijvoorbeeld in het Logement, waar nog altijd Luftschutzraum geschreven staat op de deur die toen naar de betonnen schuilkelder leidde.
Het was een tijd van onderdrukking en sociale uitsluiting. Groepen mensen kregen een collectieve identiteit opgedrongen. Een identiteit waar zij niet per se zelf voor hadden gekozen, maar die alle andere onderdelen van hun identiteit wegdrukte. Volgens de filosoof Spinoza is onvrijheid de mate waarin iemand wordt vervreemd van zijn eigen natuur. Misschien nog erger dan een lichamelijke straf, is het afnemen van wat je als mens ten diepste bepaalt. Je identiteit.
Dat is letterlijk wat er in de Tweede Wereldoorlog gebeurde met de Joden, Sinti, homoseksuelen en mensen met een beperking. Hun eigen, individuele identiteit werd ontkend. Hun zijn werd teruggebracht tot die ene identiteit. Een identiteit die niet mocht bestaan.
Maar, hoe paradoxaal het ook klinkt, het was óók een tijd van medemenselijkheid. Omdat er mensen waren die onrecht niet accepteerden. Mensen die zich verzetten tegen het fascisme, tegen de bedreigingen en rassenhaat. Mensen zoals Hannie Schaft en haar verzetskameraden, de zussen Truus en Freddy Oversteegen. Zij waren een minderheid, maar hun invloed is van historisch belang geweest. Niet omdat zij de bezetter eigenhandig op de knieën hebben gebracht. Daarvoor was de bezetter immers te sterk. Zij gaven hun leven voor een ideaal. Voor een samenleving waar je je stem kunt laten gelden, waar al die stemmen evenveel waard zijn, waar je erop kunt vertrouwen dat vrije verkiezingen zorgvuldig verlopen, en waar je kunt terugvallen op rechtvaardige wetten en regels. Een samenleving waar je je geborgen weet en je kunt uitspreken, waar je in vrijheid kunt schrijven of publiceren, zonder achterom te hoeven kijken. Waar je kunt liefhebben wie je wil, en waar je vrij bent om te geloven of níet te geloven.
Het is cruciaal dat wij deze waarden op waarde blijven schatten; dat we ze niet voor lief nemen.
Dat is ook waarom wij ‘het gat in de Handelingen’ nooit zullen opvullen. Er zullen boeken bijkomen met de verslagen van de vergaderingen van vandaag en morgen, maar die ene plank blijft leeg. Het is een monument op zichzelf, dat ervoor zorgt dat iedereen die in de Handelingenkamer komt en omhoog kijkt, zich realiseert dat onze democratie even mooi als broos is.
Op eenzelfde manier blijft Hannie Schaft een icoon. Een icoon dat tijd en grenzen overstijgt.
Zij geloofde dat je de beschaving van een samenleving kunt aflezen aan de manier waarop wij met andersdenkenden omgaan. Het is belangrijk dat wij haar verhaal levend houden. Er zijn steeds minder mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf hebben meegemaakt, die uit eerste hand kunnen vertellen hoe het is geweest. Truus Oversteegen overleed in juni van dit jaar, en iets daarvoor Jules Schelvis, de laatste Nederlander die Sobibor overleefde. Het is aan ons om hun verhalen door te geven. In een documentaire over Hannie Schaft onderstreepte Truus Oversteegen hoe belangrijk dat is. Zij zei dat herdenkingen noodzakelijk zijn, omdat – en ik citeer – “alle tegenwoordige bedreigingen voor de mensheid niet zomaar zijn weg te vagen.”
Natuurlijk, tijden zijn veranderd. Wij kennen, gelukkig, al meer dan zeventig jaar geen oorlog meer. Zo angstig, bedreigend en onmenselijk als het tóen was, wordt het hopelijk nooit meer.
De tegenwoordige bedreigingen hebben een andere intensiteit, en een andere impact op onze samenleving. Maar de verhalen van toen en de lessen die wij daaruit kunnen trekken zijn, ik zei het al eerder, nog altijd actueel en van betekenis.
Nog steeds worden jongeren met een andere afkomst geweigerd bij uitgaansgelegenheden.
Nog steeds ervaren mensen met een andere huidskleur dat ze worden afgewezen bij sollicitaties.
En nog steeds wordt mij persoonlijk gevraagd waar mijn loyaliteit ligt – in Marokko of in Nederland. Alsof je geen volwaardig Nederlander bent als je wortels ergens anders liggen, als je ook een andere nationaliteit of paspoort hebt. Alsof je je achtergrond, een deel van je identiteit zou moeten uitwissen, om volledig te worden opgenomen. Je kunt mijn jeugd niet uit mij halen. Een identiteit is niet statisch of eendimensionaal. Ik ben vrouw, moeder, grootmoeder, Kamervoorzitter. Als ik in Marokko ben mis ik Nederland. Als ik in Nederland ben kan ik naar Marokko verlangen.
In de jaren ’60 is Nederland ontzuild. In plaats van katholiek, protestant, liberaal of socialist, werden mensen in de eerste en tweede plaats Nederlander. Maar ik zie een nieuwe verzuiling ontstaan. Namelijk van mensen met een Nederlandse achtergrond tegenover mensen met een niet Nederlandse achtergrond. Mensen trekken zich terug in hun eigen gemeenschap. Daar zit een risico. Er ontstaan scheidslijnen, verschillende kanten in onze samenleving. Deze dagen nemen wij elkaar de maat over de vraag of je wel of niet Nederlands bent. Of je wel of niet loyaal bent. Aan Nederland of juist aan het land van herkomst. Migranten worden onderworpen aan twee loyaliteits-testen. Aan Marokkaanse of Turkse Nederlanders wordt door de ene groep gevraagd of zij loyaal zijn aan Nederland; vervolgens krijgen zij van de andere groep de vraag om hun loyaliteit te verklaren aan Marokko of Turkije. Het gaat er allemaal om of je wel Nederlands, Marokkaans, Turks of Islamitisch genoeg bent.
Stephan Sanders, een journalist bij Vrij Nederland, noemde het ‘sociale lynching’. Grote woorden, zei hij zelf ook, maar hij vond het de moeite waard om het te benoemen. Wat Sanders zegt is dat er tegenwoordig, ook in de politiek, te vaak wordt gedacht in groepen, waarbinnen anders zijn of anders denken eigenlijk niet wordt geaccepteerd. Het mooie van Nederland is dat een persoon niet wordt gereduceerd tot loyaliteit aan diens land, leider of volk. Wij zijn meer dan dat. En bovendien: wat is loyaliteit waard als deze onder druk wordt betoond? Dan creëer je geen loyale burgers maar een ja-knikkende massa. Dan is de democratie verloren. Een democratie vergt actieve burgers. Ja, zelfs boze burgers.
Dames en heren,
Ik wil afsluiten met een programma dat ik onlangs op televisie zag, en dat ik wel een mooie illustratie vind van wat ik vandaag wil meegeven. Het programma ‘Verborgen Verleden’ gaat steeds over een bekende Nederlander die op zoek gaat naar zijn of haar herkomst. In dit geval ging het over de acteur Jeroen Krabbé. Hij heeft een Joodse achtergrond. Hij vermoedde dat zijn oorsprong in Portugal lag, en dat zijn voorouders ten tijde van de inquisitie naar het noorden zijn gevlucht. Maar zijn reis door zijn geschiedenis liep anders. Zijn moeder bleek Sefardische wortels te hebben. Veel van haar voorouders woonden aan de westkust van Marokko. Jeroen Krabbé vond het fantastisch. “Het komt samen”, zei hij erover. “Op een dag komen mensen uit de woestijn. Omdat ze vervolgd worden strijken ze in Marokko neer. Dan stappen ze op een bootje naar Amsterdam, omdat dat een vrije stad is. En daar mengt het zich, verdicht het zich. Culturen gaan door elkaar heen.”
Ik denk dat voor de meesten van ons geldt dat wij – als wij op zoek gaan naar onze geschiedenis – uitkomen bij andere achtergronden dan we zelf hadden verwacht. Je bent nooit het één of het ander. Jeroen Krabbé kon zelfs een Marokkaans paspoort aanvragen, maar met of zonder Marokkaans paspoort… het zegt niets over zijn loyaliteit. Het maakt hem niet minder zichzelf.
Democratie betekent vrijheid, en vrijheid betekent zelfexpressie. Het is aan ons om daar de ruimte voor te creëren, om ervoor te zorgen dat iedereen kan zijn wie hij of zij ten diepste is.
Niet als collectief of als onderdeel van een groep, maar als individu, met eigen opvattingen, ideeën en dromen – een eigen identiteit. Voor die vrijheid is hard gestreden, door mannen én vrouwen. Wij zijn schatplichtig aan hen. En met ‘wij’ bedoel ik niet alleen de politiek. Het is een verantwoordelijkheid voor ons allemaal, om open te staan en ons te verplaatsen in de ander, zodat iedereen, ongeacht afkomst of geloof, zichzelf kan zijn.
Dames en heren,
Ik denk aan die lege plank. Moge die altijd leeg blijven als aandenken aan de broosheid van de democratie. En nog belangrijker: mogen de andere planken nog eeuwig bijgevuld blijven. Ik dank Hannie Schaft omdat zij haar leven heeft gegeven voor onze vrijheid.
Met uw bijdrage kan de Stichting ook volgend jaar weer de Nationale Hannie Schaft Herdenking organiseren.