Zonder mensen zoals Hannie Schaft had ik niet op deze wereld rondgelopen. Dan hadden mijn ouders niet kunnen onderduiken en waren ze net als mijn grootouders Cohen gedeporteerd en vermoord. De grenzeloze moed van al diegenen die een schuilplaats boden, soms aan mensen die ze helemaal niet kenden, of de verzetsdaden om joden te beschermen en van eten en onderdak te voorzien, om verzetskranten te schrijven en te verspreiden, of op andere manieren de plannen van de bezetters en hun meelopers te dwarsbomen, vervullen mij niet alleen met grote dankbaarheid, maar ook met ontzag.
Zou ik hetzelfde doen in vergelijkbare omstandigheden? Misschien, hopelijk, handel je wanneer de omstandigheden dat van je vragen. Misschien zou Hannie zichzelf niet eens dapper noemen; kon zij niet anders. Maar ik bewonder haar en de haren die toen en nu durven opstaan wanneer ze onrecht zien, gaan helpen wanneer mensen in nood verkeren.
Doe ik genoeg? Natuurlijk stel ik me die vraag. En ik ben de enige niet. Zeker wanneer ik de beelden zie vanuit Moria. De vluchtelingen op zee in al die gammele bootjes; de overvolle kampen.
Maar ook wanneer ik zie dat er in de wereld nog helemaal geen sprake is van gelijkheid, van een goed leven met kansen voor iedereen.
Ik debatteer, ik demonstreer, ik zoek de dialoog, betrad de politieke arena, onderteken petities en schrijf mijn naam in advertenties. Maar is het genoeg?
Het is nooit genoeg zolang er Moria’s zijn, zolang er honger is, zolang mensen op de vlucht zijn, of zolang de levensverwachting zelfs in ons eigen Nederland lager is voor mensen met een lager inkomen.
Ik neem me rond de honderdste geboortedag van Hannie Schaft opnieuw en uitdrukkelijk voor om een beetje van de moed van Hannie Schaft mee te nemen en voort te gaan op de door haar ingeslagen weg. Ik hoop dat velen dat doen. Want die weg heeft de meeste kans van slagen wanneer we met velen zijn.