“We eren vandaag Hannie Schaft en haar kameraden niet alleen om wat ze deden in het verleden. Maar ook omdat zij ons vandaag de weg wijzen. Naar ieders gelijkheid voor de wet. Naar het verdedigen van grondrechten, het bestrijden van discriminatie, het weigeren te denken in ‘wij’ en ‘zij’. Verantwoordelijkheden nemen mèt de ander, en als het nodig is, als wezenlijke normen worden geschonden: je verzetten. Vandaag eren wij de doden van het verzet door te spreken over ònze omgang met de levenden.”
Prof.Drs. J. (Jacques) Wallage, hield op 25 november 2018 de Hannie Schaftlezing. Lees de tekst van de lezing hieronder of bekijk de video.
Hannie Schaft-lezing 2018 door Jacques Wallage
Vandaag is, door het overlijden van Freddie Dekker-Oversteegen, geen van de overlevenden van het Haarlemse Verzetstrio meer aanwezig. Maar hun stem verstomt niet.
Jaren geleden bracht ik een werkbezoek aan de radiotelescoop bij Dwingeloo. Tegen de sterrenkundige die me rondleidde zei ik enthousiast: ” Wat geweldig hoe ver jullie in het heelal kunnen kijken.” Hij corrigeerde me: “We kijken hier niet, we luisteren. We luisteren naar gebeurtenissen heel lang geleden en proberen daar betekenis aan te geven”
Dat is precies wat we hier vandaag doen, nu de meeste overlevenden van het verzet niet meer zelf tot ons kunnen spreken. We luisteren naar gebeurtenissen uit het verleden en proberen daar vandaag betekenis aan te geven.
Wij herdenken omdat wij niet willen vergeten. Maar dat is meer dan omkijken alleen. In een wereld die ingrijpend verandert zoeken wij onze weg op de tast. Daarbij helpen onze herinneringen, de individuele en de collectieve, onze oriëntatie op de realiteit. Het verleden krijgt zo betekenis in de wereld van nu. Zoals je opvoeding, wat je van thuis uit mee kreeg, je kan helpen de vragen te beantwoorden waarvoor je nu gesteld wordt.
Het klinkt voor de hand liggend: met de kennis van toen het heden willen begrijpen. Maar het tegendeel is waar: er lijkt bijna een taboe te rusten op het verbinden van die herinneringen aan de werkelijkheid van vandaag. Dan wordt er gezegd : “Ze halen de oorlog er weer bij”.
Laat ik er vandaag geen misverstand over laten bestaan: ik heb de oorlog niet meegemaakt, maar ik heb hem wel meegekregen. Ik hoef de oorlog er niet bij te halen, het lot van vorige generaties zit in mij. In het joodse gezin waarin ik opgroeide was het verhaal van de oorlog nooit ver weg. In die verhalen, door mijn moeder steeds opnieuw verteld, ging de indringende behoefte schuil niet te vergeten. Om zoveel als dat maar kon de band vast te houden met het vermoorde deel van onze familie. Maar steeds opnieuw waren daar ook de verhalen over de mensen die hun leven voor mijn ouders en mijn oudste broer in de waagschaal hadden gesteld. De gereformeerde boeren in Friesland die hen onderdak boden. Maar ook Jan de Vries, die vertegenwoordiger was voor de zaak van mijn vader. Toen hij dreigde aangehouden te worden was hij op weg naar mijn ondergedoken ouders. Met het valse persoonsbewijs voor mijn vader op zak. Hij kon dat hele persoonsbewijs nog net op tijd opeten voor hij werd gearresteerd. Als mijn moeder het verhaal later vertelde wachtte ze hier meestal even. Om toe te voegen “ Ja, met foto en al…”
We herdenken de gebeurtenissen en de daden die we niet willen vergeten. Maar door dat te doen kijken we ook naar onszelf. De vraag is dus niet alleen “Wie was Hannie Schaft?” en “ wat heeft ze gedaan? “, de vraag is ook “wie zijn wij?” en “wat doen wij?” Die oriëntatie op het verleden gaat daarmee ook over de toekomst. Alleen wie weet waar hij vandaan komt vindt de weg die hij moet gaan.
Als mijn tante Ruth, die Auschwitz overleefde, enkele decennia geleden in een winkel staat, ziet een jongen naast haar het nummer dat in het kamp op haar arm is ingebrand. “Is dat uw gironummer ?” vraagt hij. We willen niet dat het brandmerken van mensen en de systematische moord die er op volgde wordt vergeten. Daarom herdenken wij.
Hannie Schaft zag wat er gebeurde, het isolement waarin haar joodse vriendinnen kwamen te verkeren, hun discriminatie en uitsluiting, en hun dreigende deportatie, als ze niet onder konden duiken. Ze kon niet berusten in wat ze zag, wilde zich te weer stellen. En dat deed ze, samen met gelijkgestemden.
Door zich te verzetten verdedigde zij fundamentele vrijheden. Ze voelde en begreep: tot hier en niet verder!
Wat maakt dat mensen een streep in het zand trekken? Toen, onder levensbedreigende omstandigheden. En nu, in vrijheid? In volle vrijheid. Zoveel is zeker, veel mensen die in de oorlog verzet pleegden leefden vanuit een actief normbesef. Soms van politieke aard, zoals Hannie’s communistische overtuiging. Soms, zoals bij de mensen die mijn ouders en oudste broer het leven redden, uit een diep doorleefd religieus besef. Wat zij zondags in de gereformeerde kerk beleden, had voor hen in het doordeweekse leven betekenis.
Wanneer de werkelijkheid buiten , het samenleven, zich ingrijpend wijzigt moeten wij onze weg vinden in een doolhof van nieuwe feiten, emoties, soms zelfs bedreigingen. Hannie Schaft besefte onder de Duitse bezetting in 1943 meteen dat zij de Loyaliteitsverklaring niet kon tekenen, al wist ze ook dat ‘niet tekenen’ consequenties zou hebben, o.a. voor haar studie. Maar het idee dat zij zich, zoals de verklaring eiste, naar eer en geweten zou onthouden van iedere handeling gericht tegen het Duitsche Rijk en de Duitsche weermacht, dat idee was voor haar onverdraaglijk.
Een actief normbesef plaatst je voor dilemma’s, eist het maken van een bewuste afweging. Een actief normbesef laat je niet met rust. Daarbij lijkt me bepalend of mensen de waarden en omgangsvormen die zij persoonlijk hanteren ook toe kunnen passen in hun oordeel over maatschappelijke vraagstukken. Kunnen ze van binnen naar buiten kijken? Voor Hannie Schaft is haar omgang met haar joodse vriendinnen, het belang dat zij toekende aan die band, van grote betekenis geweest voor haar oordeel over de Duitse bezetting en voor haar eigen handelen. Het persoonlijke en het politieke gaven elkaar betekenis; het een niet zonder het ander.
Wij herdenken de moed van haar en haar kameraden niet alleen omdat wij die niet willen vergeten. Maar ook omdat die moed ons vandaag inspireert. Betekenis heeft voor onze eigen verhouding tot hetgeen zich nu in onze samenleving voltrekt.
We vinden het niet altijd eenvoudig een betekenisvolle verbinding te leggen tussen wat wij in ons persoonlijk leven passend vinden en ons oordeel over grote maatschappelijke vragen. Die spanning tussen het persoonlijke en de politiek komt scherp tot uitdrukking in het asielvraagstuk. Zolang over asielzoekers in algemene termen wordt gesproken, over aantallen, over procedures, over de opvang, blijven velen van ons buitenstaander, toeschouwer. Zolang asielzoekers ‘zij’ zijn hebben ‘wij’ makkelijk praten. Maar zodra het om een kind gaat in de klas van onze eigen kinderen, een gezin bij ons in de straat, wordt dat anders.
We zeggen dan: ‘het vraagstuk krijgt een gezicht’. Maar wat er eigenlijk gebeurt is dat we de waarden die we in ons persoonlijk leven van groot belang vinden toepassen op de ander, met wiens leven we ons dan wèl kunnen identificeren. Dan leven we naar de norm, die in alle wereldgodsdiensten is terug te vinden: behandel de ander zoals je zelf behandeld wilt worden. Dan is het persoonlijke niet alleen politiek, maar dan maken we het politieke ook persoonlijk. Dan worden we van toeschouwer een handelend mens, dan nemen wij verantwoordelijkheid, dan trekken we een streep in het zand. En dat zijn dan nu – vergeleken met de gebeurtenissen die wij vandaag herdenken – geen heldendaden, we worden voor onze actieve betrokkenheid niet vervolgd, ons leven staat niet op het spel. We kunnen handelen in vrijheid, in volle vrijheid.
Des te opmerkelijker is het hoezeer velen toeschouwer blijven bij maatschappelijke ontwikkelingen die wel degelijk nu of op termijn grote consequenties kunnen hebben voor onze samenleving, met name voor het vreedzaam samenleven. Als een politieke partij in het verkiezingsprogramma opneemt alle moskeeën te willen sluiten wordt meestal met gelaten schouderophalen gereageerd. Misschien stellen we ons geweten gerust met de gedachte dat het zo’n vaart niet zal lopen, er is voor een dergelijke uitholling van de vrijheid van godsdienst immers geen meerderheid in ons land. Maar fundamentele rechten kunnen ook sluipend worden vergruizeld ; dat gebeurt als onze Grondwet niet actief wordt verdedigd. Als de scheiding tussen ‘wij’ en ‘zij’ ons het zicht op fundamentele waarden ontneemt. Dan gaat het over hùn moskeeën niet over grondrechten die voor ons allen gelden.
Ik werd na die afschuwelijk aanslag in Pittsburg op een synagoge getroffen door reacties vanuit de moslimgemeenschap in die stad. De strekking was: een aanslag op een godshuis is aanslag op alle godshuizen. Ze maakten geen onderscheid tussen een aanslag op een synagoge of op een moskee. Letterlijk werd gezegd: als jullie je onveilig voelen, roep ons dan, want dan zijn we er voor jullie. Ik denk dat weinig reacties de Joden in Pittsburg zo goed hebben gedaan als deze.
Die ondeelbare vrijheid, dat principiële weigeren te spreken in ‘wij’ en ‘zij’ , dat gedenken wij vandaag. Hannie Schaft kon niet accepteren dat voor haar joodse vriendinnen andere regels zouden gelden dan voor haarzelf. Het morele besef dat groepen niet apart mogen worden gezet, geïsoleerd mogen worden, tegen elkaar uitgespeeld, daarvoor staat de geschiedenis van Hannie Schaft en haar kameraden.
Wie zich door die houding toen vandaag laat inspireren haalt de oorlog er niet bij, maar die eert de mensen van het verzet omdat zij waarden vertegenwoordigden die ook vandaag onze inzet vragen. Bijvoorbeeld de waarde dat het ons niet vrij staat te discrimineren, de vrijheid van godsdienst selectief toe te passen. Die verdediging van grondrechten is niet zonder dilemma’s. Geen enkel grondrecht is onbeperkt. Ieders verantwoordelijkheid jegens de wet blijft ook bij het uitoefenen van een grondrecht in tact. De vrijheid van godsdienst vraagt het onbelemmerd mogen uitoefenen van een geloof. Maar wie bijvoorbeeld tijdens een godsdienstoefening oproept tot gewapende strijd kan de strafrechter tegenkomen.
De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel grondrecht, maar dat recht is net als de andere grondrechten niet onbeperkt. Wie die ruimte gebruikt om feitelijk op te roepen tot discriminatie of vreemdelingenhaat, kan zich voor de rechter moeten verantwoorden. Het verdedigen van onze Grondwet betekent ook uitdragen dat er geen hiërarchie bestaat tussen grondrechten, zoals sommige gedreven deelnemers aan het maatschappelijke debat lijken te denken. De vrijheid van meningsuiting is geen vrijbrief om andere essentiële vrijheden, bijvoorbeeld de vrijheid van godsdienst of de vrijheid van onderwijs, te schenden.
We eren vandaag Hannie Schaft en haar kameraden niet alleen om wat ze deden in het verleden. Maar ook omdat zij ons vandaag de weg wijzen. Naar ieders gelijkheid voor de wet. Naar het verdedigen van grondrechten, het bestrijden van discriminatie, het weigeren te denken in ‘wij’ en ‘zij’. Verantwoordelijkheden nemen mèt de ander, en als het nodig is, als wezenlijke normen worden geschonden: je verzetten.
Vandaag eren wij de doden van het verzet door te spreken over ònze omgang met de levenden.
Met uw bijdrage kan de Stichting ook volgend jaar weer de Nationale Hannie Schaft Herdenking organiseren.