‘Als kind werd ons altijd ingepeperd dat mijn grootvader geen held was, maar gewoon zijn plicht deed. In oorlogstijd gaan vaders in het verzet en dan dood. Dat was mijn beeld als kind. Pas toen ik zelf de leeftijd had die mijn grootvader bereikte, en mijn kinderen de leeftijd van zijn vader en zijn zussen besefte ik hoe groot het offer was. Zo vanzelfsprekend waren die oorlogskeuzen niet.’
Hannie Schaft-lezing 2015
Door Subrand Buma, fractievoorzitter van het CDA in de Tweede Kamer der Staten-Generaal
29 november 2015, Haarlem
Dit jaar herdenken wij dat 70 jaar geleden een einde kwam aan de tweede wereldoorlog. Zeventig jaar geleden ook werd Hannie Schaft, in de laatste weken voor de bevrijding, in de duinen bij Bloemendaal gefusilleerd. Op 27 november 1945, afgelopen vrijdag 70 jaar geleden werd zij herbegraven op de erebegraafplaats in Overveen. Voor mijn generatie is Hannie Schaft vooral “Het meisje met het rode haar”. De oorlogsfilm uit 1981 met in de hoofdrol Renée Stoutendijk. In de jaren zeventig en tachtig werd de bioscoop bestookt met oorlogsfilms. Een brug te ver, Soldaat van Oranje, de Aanslag. Spannende verhalen, allemaal kaskrakers. Gebaseerd op ware verhalen, maar wel geromantiseerd. De oorlog was in werkelijkheid alles behalve een spannende film. Niet iedereen zat in het verzet. Heldendom was veel schaarser dan de films deden vermoeden. De oorlog was vooral een tijd van angst en gebrek. Voor de meeste Nederlanders een kwestie van zo stilletjes mogelijk proberen te overleven.
Hannie Schaft was wel zo’n held uit het verzet. Daarom haar rustplaats op het ereveld in Overveen. Maar na de oorlog werd haar vooraanstaande rol in het verzet lange tijd ambivalent herdacht. Tijdens de Koude Oorlog was de nagedachtenis van Hannie Schaft onderdeel van het getouwtrek rond de historie van het verzet tussen de verschillende blokken. Ze was na de oorlog ineens niet in de eerste plaats een Nederlandse, maar vooral een communistische verzetsvrouw. In de DDR kwam in 1962 een postzegel met haar beeltenis uit. In Nederland werd pas in 1982, een jaar na de film, een monument voor haar opgericht.
In mijn familie is het verzet altijd verbonden geweest met de naam van mijn grootvader, Sybrand Marinus van Haersma Buma. Bij het uitbreken van de oorlog was hij 36 jaar oud. Burgemeester van de Friese plattelandsgemeente Wymbritseradiel. Rechten gestudeerd, Lid van de CHU, geleid door de drie eenheid: God, Oranje, Nederland. Afkomstig uit een oude Friese bestuurdersfamilie. Voor de oorlog stond zijn politieke overtuiging haaks op die van Hannie Schaft. Maar als het ging om het verdedigen van onze vrijheid kwam hij tot dezelfde conclusie: Het nationaal socialisme was een kwaad waar geen compromis kon worden gesloten maar wat moest worden bestreden. Met woord én daad.
Mijn grootvader motiveerde dat vanuit een sterk historisch besef van de worteling van de democratie en de monarchie in de Christelijke Nederlandse traditie. Het was het besef dat ontleend was aan de Nederlandse vrijheidsstrijd uit de 16 e eeuw: een volk is alleen gehoorzaamheid zijn aan zijn leiders verplicht, als die leiders vanuit hun overtuiging het volk dienen. Het is de basis van het Plakkaet van Verlatinghe, waarmee de Staten Generaal in 1581 de Spaanse koning afzwoeren. Dat historisch gewortelde besef van verantwoordelijkheid en tolerantie verdroeg zich niet met de nderdrukking en dictatuur van het Nazisme.
Hannie Schaft en mijn grootvader hebben elkaar nooit ontmoet. Ze leefden voor de oorlog in totaal andere werelden. Maar tijdens de oorlog streden zij dezelfde strijd. En uiteindelijk deelden ze hetzelfde lot.
Mijn grootvader nam na de Duitse inval meteen in woord en geschrift afstand van de bezetter. Hij begon met het opzetten van een ondergronds netwerk en regelde adressen voor onderduikers. In februari 1941 werd hij tijdens een door de SS bijeengeroepen bijeenkomst voor Friese burgemeesters gearresteerd. De aanklacht was dat hij een zilveren uitgesneden Wilhelminadubbeltje op zijn revers droeg. Na drie dagen kon hij vrij komen. Hij hoefde alleen te verklaren dat hij de beeltenis van zijn “ehemalige Königin” had gedragen. Hij weigerde. Wilhelmina was volgens hem nog steeds zijn Koningin. De Duitsers stemden verrassend genoeg toe, het woord ehemalige mocht eruit. En op 6 februari 1941, de dag van de Elfstedentocht, kwam hij vrij. Maar de Duitsers hadden hem nu in het vizier. In mei werd hij thuis gearresteerd. Hij werd naar de Scheveningse strafgevangenis, het beruchte Oranjehotel gebracht. Daar zat hij ruim een jaar. In het najaar van 1942 was hij plots verdwenen. Niemand wist waar heen. Hij bleek naar het concentratiekamp Amersfoort te zijn getransporteerd. Ook daar vandaan verdween hij. De familie hoorde niets meer, tot er een overlijdensbericht kwam uit het Duitse Neuengamme, een concentratiekamp vlak bij Hamburg. Daar bleek hij op 11 december 1942, drie weken voor zijn 39 e verjaardag te zijn bezweken aan de ontberingen. Hij liet een vrouw met vier kinderen achter, de oudste, mijn vader was 10, de jongste 2.
Tot op de dag van vandaag komen er soms nog nieuwe feiten uit die tijd boven water. Dit voorjaar kreeg ik een brief van een oude dame die als kind opgroeide in de gemeente waar mijn grootvader burgemeester was. Ze stuurde een foto mee waarop zij met haar zus bij de installatie van mijn grootvader in 1938 bloemen aan mijn grootmoeder gaf. Hen was deze eer te beurt gevallen omdat hun vader gemeenteambtenaar was.
Maar ze schreef meer: Na 1940 kwam ze soms ook op zaterdag met haar vader naar het gemeentehuis. Dan zette ze voor mijn grootvader vingerafdrukken in vervalste persoonsbewijzen. Dit detail van mijn grootvaders verzetswerk was bij ons nooit bekend geweest.
Als kind werd ons altijd ingepeperd dat mijn grootvader geen held was, maar gewoon zijn plicht deed. In oorlogstijd gaan vaders in het verzet en dan dood. Dat was mijn beeld als kind. Pas toen ik zelf de leeftijd had die mijn grootvader bereikte, en mijn kinderen de leeftijd van zijn vader en zijn zussen besefte ik hoe groot het offer was. Zo vanzelfsprekend waren die oorlogskeuzen niet. Steeds meer ook werd mij duidelijk dat de oorlog in het gezin van mijn vader een levenslange wond heeft geslagen.
Vandaag, 70 jaar later nog steeds.
In films is oorlog een tijd van heldendom. In werkelijkheid is het een tijd die gezinnen, families, gemeenschappen en landen uit elkaar scheurt.
Dat was zo in Nederland in de jaren 1940-45. Gelukkig hebben wij sindsdien nooit meer zo’n oorlog meegemaakt. Maar vandaag de dag woedt er oorlog in Oekraïne, Syrië en Irak. Tot op de dag van vandaag vallen overal op de wereld gezinnen, families, gemeenschappen en landen uit elkaar. Ook het leed van de huidige oorlogen zal mensen over 70 jaar nog van heel nabij achtervolgen. Het is goed om daar bij stil te staan als we de beelden op TV zien: De oorlogen van nu zullen in de levens van mensen voortwoeden tot aan het einde van deze eeuw.
Het is onvoorstelbaar, maar het is nodig om het te beseffen. Pas dan begrijp je hoe vreselijk oorlog is.
Ook ons deel van de wereld is niet vrij van bedreigingen. De MH17 viel ten prooi aan de Oekraïense oorlog. IS in Syrië bedreigt ons: De terreur komt hierheen, en jongeren gaan daarheen om mee te strijden en komen als wandelende tijdbommen weer terug. De dreiging is anders dan 70 jaar geleden. Geen buurland dat ons dreigt te overrompelen. Maar de waarden die wij te verdedigen hebben zijn dezelfde.
Wij leven in een eeuwenoude Joods christelijk humanistische waardentraditie. Het betekent dat wij respect voor de ander vanzelfsprekend vinden. Waarin vrijheid alleen bestaanbaar is met verantwoordelijkheid voor de medemens. Waarin tegenover individuele rechten ook collectieve plichten staan. Vrijheid is geen doen wat je wil, zolang de andere er geen last van heeft. Een recht opeisen voor jezelf, brengt de plicht mee de rechten van anderen net zo goed te erkennen. Het is een positieve plicht om mee verantwoordelijkheid te dragen voor het functioneren van de samenleving in zijn geheel, en om niet onverschillig te staan tegenover het lot van de ander.
In onze samenleving kunnen verschillen vreedzaam naast elkaar bestaan. Verschillen in ras, geloof, geaardheid en in politieke richting. Maar als het gaat om het beschermen van onze waarden moeten we één zijn. Zoals Hannie Schaft en mijn grootvader vanuit politiek totaal tegenstrijdige visies, één waren in hun strijd voor vrijheid en recht. Zo moet ook de samenleving van vandaag één front vormen tegen het terrorisme, radicalisme en onverdraagzaamheid. De herinnering aan oorlog en verzet kan ons daarbij ten dienst staan: onze joods christelijk humanistische traditie is een onopgeefbare traditie. Het is de basis van onze westerse samenleving waarin we in vrijheid leven maar altijd met respect voor elkaar en met verantwoordelijkheid voor de samenleving.
Met onrecht en terreur die tegen die basiswaarden in gaat kun je geen compromis sluiten: die moet je afwijzen en bestrijden. Christen, Moslim, Jood of niet gelovig, Nederlands, Surinaams Turks of Marokkaans, of wat je achtergrond ook is. Als wij die verenigde kracht kunnen opbrengen, kan onze samenleving ook de uitdagingen aan waarvoor wij nu gesteld worden.
70 jaar geleden bracht Hannie Schaft het hoogste offer. Net als mijn grootvader en ontelbare anderen. Het is onze taak de waarden waarvoor zij streden levend te houden.